Tot nu zijn de problemen met bijenvolken voornamelijk toegeschreven aan varroa. Ook met betrekking tot wintersterfte wordt steeds de relatie tussen varroa en wintersterfte benadrukt. Vanwege de eenzijdige aandacht voor varroa is er systematisch geen rekening gehouden met de microbiële en fysische processen, die in de kasten, c.q. in de bijenvolken plaatsvinden. Wij achten dit een zeer ernstige tekortkoming in al het onderzoek naar bijensterfte en de problemen met bijenvolken in het algemeen.
Aan ziekte, verdwijnen of sterfte van bijenvolken gaat altijd iets vooraf. Zo is de aanwezigheid van varroamijten ons inziens vooral het gevolg van overmatige bacteriegroei. Varroamijten eten voor een belangrijk deel micro-organismen. Oftewel, als er veel bacteriën zijn, dan leidt dat tot veel mijten.* Varroamijten kunnen beter als een soort opruimers (commensalen) beschouwd worden dan als belagers of een ziekte. Pas als het voedsel voor de mijten op is, vormen ze een probleem voor de bijen. De kleine kastkever, waarvoor sinds begin 2015 ‘gewaarschuwd wordt’, is ook te beschouwen als een commensaal.
* In deze publicatie staat het volgende: Varroa have relatively low reproductive rates, so populations should not increase rapidly, but often they do. Other factors might contribute to the growth of varroa populations.
Bijengezondheid
Bij het hanteren van de term bijengezondheid wordt er impliciet vanuit gegaan dat er iets mis is met de bijen. Of dat er sprake is van ziektes. Bijengezondheid is een vaag en niet gedefiniëerd begrip. Het zou beter zijn om van de conditie van bijenvolken te spreken (sterk of zwak), of eventueel van de conditie van de koninginnen. Of sterfte in de winter iets te maken heeft met ‘gezondheid’ van individuele bijen is zeer de vraag. Zie hiervoor de volgende paragrafen met uitleg over anaerobe omstandigheden.
Anaerobe toestanden
Voor zover wij hebben kunnen nagaan is er in het wetenschappelijk onderzoek geen aandacht geweest voor het ontstaan van omstandigheden met weinig zuurstof en het effect daarvan op de bijen en bijenvolken. Mocht daarover eventueel wel wat vermeld zijn, dan is het belang daarvan aan de aandacht ontsnapt, wellicht als gevolg van de alles overheersende belangstelling voor en onderzoek naar varroamijten met de daarbij horende ‘wereldwijde consensus’ in de wetenschappelijke wereld.
Ons inziens kunnen veel problemen met bijenvolken namelijk zeer goed verklaard worden uit het optreden van anaerobe situaties. In deze uiteenzetting geven wij u als imker uitleg over anaerobe processen, die in bijenvolken optreden. Het is een van de resultaten van ons onderzoek naar de processen die in bijenvolken optreden en naar de mogelijke werkingsmechanismen van Ferro-Bee®.
Ontstaan van anaerobe omstandigheden
De kans op anaerobe omstandigheden (zuurstoftekort) is het grootst bij een hoge dichtheid aan bijen. Dit kan bijvoorbeeld komen door de productie van veel CO2. Uit de literatuur blijkt dat ook bij voldoende luchtuitwisseling met de omgeving de CO2-concentraties in de bijenkast erg hoog kunnen worden (tot 8%).
Bij een hoge CO2-concentratie wordt de zuurstof verdrongen. Bij vochtig weer is er een grote kans op een hoge CO2-concentratie. Dan zitten de bijen relatief lang in de kast. Dan kan zo’n zuurstoftekort te lang duren. Het belang van een goede ventilatie is dan nog groter. Het gaat dan niet alleen om ventilatie van buiten naar binnen en van binnen naar buiten, maar ook om de ventilatie binnenin de kast. De bijen in de kast moeten zelf voor voldoende interne ventilatie zorgen, de activiteit van de bijen moet voldoende groot zijn om dat te garanderen.
Gevaar van anaerobe omstandigheden
Een anaerobe situatie kan zich zowel in de bijenkast voordoen als in de bijen. Het voornaamste bezwaar van anaerobe omstandigheden is dat dan de productie van energie veel lager is dan bij voldoende zuurstof (tot 90% lager). Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat bijen, die de kast verlaten, niet ver kunnen vliegen of uitgeput raken en dan ergens neervallen. Op zich is een kortdurende anaerobe situatie niet erg. Er kan altijd snel herstel optreden. Er zijn ook nog andere gevaren van anaerobe omstandigheden, die nog veel ernstiger zijn.
Bijen en anaerobe omstandigheden
Anaerobe omstandigheden in de bijen kunnen zich voordoen als de trachaeën verstopt raken, bijvoorbeeld door bacteriën. Dan vindt er onvoldoende aanvoer van zuurstof vanuit de kast naar het inwendige van de bijen plaats. Het vaak genoemde hygiënisch gedrag van bijen heeft op zijn minst ook betrekking op het schoonhouden van de cuticula, waardoorheen de trachaeën (kleine kanaaltjes) lopen.
Mijten en anaerobe omstandigheden
In verband met de invloed van anaerobe situaties is het belangrijk te weten dat het ademhalingssysteem van de mijten anders in elkaar zit dan dat van de bijen. Terwijl de uitwisseling van lucht bij bijen plaatsvindt via trachaeën, gebeurt dat bij mijten via een soort holte. Trachaeën raken gemakkelijk verstopt, bijvoorbeeld door overmatige bacteriegroei (en eventueel de trachaemijten). Bijen zijn daarom veel gevoeliger voor anaerobe omstandigheden dan mijten.
Bacteriën en anaerobe omstandigheden
Een gevolg van anaerobe omstandigheden is dat er andere bacteriën gaan groeien. Dergelijke veranderingen in de microbiologische samenstelling treden snel op, dat wil zeggen afhankelijk van de temperatuur in enkele uren tot 1 – 2 dagen. Dat kan dan weer een veranderde beschikbaarheid van bepaalde voedingsstoffen tot gevolg hebben.
De wintercluster en anaerobe omstandigheden
In een wintercluster zitten de bijen dicht op elkaar. Dat bemoeilijkt de luchtdoorstroming en geeft een grote kans op het ontstaan van een anaeobe situatie binnenin de wintercluster. Dit kan met name negatief uitwerken op de koninginnen.
Bekend is dat de dichtheid van de bijen in de wintercluster afhankelijk is van de temperatuur. Bij een hogere temperatuur is die bijendichtheid in de wintercluster lager, de bijen zitten losser van elkaar. De activiteit en de beweeglijkheid van de bijen is dan groter, en daardoor is er meer ventilatie, ook binnenin de wintercluster. Bij warme omstandigheden is er minder kans op het ontstaan van anaerobe situaties in de wintercluster. Dat is dan tevens de belangrijkste verklaring voor de lage wintersterfte in 2015/2016. De temperaturen in de winter waren eigenlijk steeds vrij hoog.
Wij denken overigens dat het tijdelijk optreden van anaerobe situaties ook nuttig is, omdat dan meer neurotransmitters worden geproduceerd, die op hun beurt invloed hebben op de bewegelijkheid van de bijen, bijvoorbeeld om bij het voedsel te komen.
Zwermen en anaerobe omstandigheden
Een zwerm ontstaat meestal als de hoeveelheid bijen als gevolg van een hoge reproductie zeer sterk is toegenomen. Met veel bijen in de kast is de bijendichtheid groot, en daarmee ook de kans op het ontstaan van een anaerobe situatie. De individuele bijen binnen de zwermcluster bewegen zich van binnen naar buiten en andersom. Op die manier komen steeds meer bijen gedurende korte of lange tijd in een anaerobe situatie. Er vindt dan een soort agitatie plaats als gevolg van de productie van neurotransmitters, die op een gegeven moment blijkbaar leidt tot het vertrek van de bijen.
Broedziekten en anaerobe omstandigheden
De micro-organismen die een rol spelen bij het ontstaan van broedziekten zijn zonder uitzondering typen die onder anaerobe omstandigheden groeien. Vanwege de afsluiting van broedcellen met een kapje is de kans groot dat er in de broedcellen een anaerobe situatie ontstaat. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer het kapje onvoldoende luchtdoorlatend is. Dit kan te maken hebben met de structuur van de componenten en/of met de samenstelling hiervan.
Bijenkasten en anaerobe omstandigheden
Het is zeer denkbaar dat het type bijenkast invloed heeft op het ontstaan van anaerobe omstandigheden en de duur daarvan. De kasten zijn lang geleden ontworpen, en het zou kunnen zijn dat met het ontstaan van anaerobe omstandigheden destijds onvoldoende rekening is gehouden. Door praktische (imker)ervaringen te combineren met moderne technieken liggen er zeker nog mogelijkheden tot optimalisatie van de bijenkasten. Uit onze gesprekken met imkers is gebleken dat tijdelijk of permanent grotere openingen voordelen heeft.
Ferro-Bee®
Een van de vaak door imkers gerapporteerde effecten van Ferro-Bee® is de verhoogde activiteit van de bijen. Door Ferro-Bee® toe te dienen op de momenten dat de kans op anaerobe situaties groot is, bijvoorbeeld bij vochtig weer, wordt de activiteit van de bijen verhoogd en worden dergelijke ongewenste anaerobe situaties voorkomen.
© April 2016, Science in Water B.V. / Ferro-Bee®
Alle rechten op intellectueel eigendom en andere rechten zijn voorbehouden.