Bijen hebben altijd een reeks bacteriën, virussen en een reeks andere micro-organismen bij zich. Hetzelfde geldt voor de mijten.

Bacteriën

Op bijen zijn veel verschillende bacteriën gevonden. Het gaat om lactobacilli en bifidobacteria en allerlei andere soorten. In bijen zijn bacteriën aangetroffen, die bij mensen ziektes kunnen veroorzaken. Over de seizoensmatige veranderingen in de bacteriële samenstelling is eveneens een en ander bekend. Bepaalde soorten kunnen in de winterperiode een aandeel van 30% bereiken, terwijl deze in de rest van het jaar nauwelijks aanwezig zijn.

Welke bacteriën op mijten voorkomen is minder gedocumenteerd.

Virussen

Bij de bijenvirussen gaat het om gewone insectenvirussen. De ca. 20 bekende bijenvirussen worden altijd wel aangetoond. Als belangrijkste virussen worden DWV (Deformed Wing Virus) en het ABPV-complex (Acute Bee Paralysis Virus) aangeduid. Altijd komen meerdere virussen tegelijkertijd voor, veel virussen lijken sterk op elkaar. De hoeveelheden van elk van deze virussen variëren, ook gedurende het seizoen. In welk gedeelte van de bijen welke virussen aanwezig zijn, is gedeeltelijk in kaart gebracht. Sommige virussen komen speciaal in de darm voor, of in de speekselklieren of de monddelen, andere zitten vooral in het vetlichaam. De plaats waar de varroamijten de bijen met virussen infecteren (tussen het 2e en 3e segment) ligt vlakbij de aanvoer voor het vliegsysteem. Dit betekent dat virussen allereerst in dit gedeelte inwendig toeslaan. De symptomen zijn niet altijd direct zichtbaar. Een aantal virussen wordt zowel in het bijensysteem als in het varroasysteem aangetoond. Aangetoond is dat bepaalde virussen door varroa op bijen overgebracht worden. Onduidelijk is welke functies al die virussen hebben en in hoeverre virussen elkaar beïnvloeden.

Betekenis van bacteriën en virussen voor de varroamijt

Het belang van bepaalde bacteriën voor de mijt is misschien wel ergens vermeld, maar behoort anno 2012 in de wetenschappelijke wereld niet tot de veronderstellingen (hypotheses) of inzichten. Wij gaan ervan uit dat de bacteriën die de varroa bij zich heeft het probleem vormen. De rol van virussen wordt hier als bijkomend en ondersteunend beschouwd.

De varroamijt op zichzelf heeft lange tijd niet voor onoverkomenlijke problemen gezorgd. Een bijenvolk kan in principe met de varroamijt leven. Er zijn in de loop der tijd een of meer factoren bijgekomen. In de wetenschappelijke wereld wijt men dit aan de virussen (sinds ca. 10 jaar).