Zoals bekend wordt de noodzaak tot ‘varroabehandeling’ al meer dan 35 jaar verkondigd en steeds opnieuw benadrukt. Ondanks alle ‘varroabehandelingen’ is de sterfte van bijenvolken niet afgenomen. Het duidelijkst is dit in de Verenigde Staten, waar al vele jaren nogal sterk ingezet is op ‘varroabestrijding’.
De in Nederland door WUR aanbevolen methode sinds het uitkomen van de brochure Effectieve bestrijding van varroa bestaat uit het 3-gangen menu, bestaande uit behandelingen in voorjaar, zomer en winter. Men zou, aldus deze adviezen, de bijenvolken eigenlijk continu ‘tegen varroa’ moeten behandelen. Oxaalzuurbehandelingen (en mierenzuurbehandelingen) worden nog steeds aanbevolen door instituten en imkerverenigingen. Het gaat daarbij om concentraties en hoeveelheden, die aantoonbaar schadelijk voor de bijen en de bijenvolken zijn.
'Varroabehandelingen' schadelijk voor bijen
In de wetenschappelijke literatuur wordt uitvoerig de uiterst negatieve invloed van mierenzuur, oxaalzuur en thymol op koninginnen beschreven. Ook zijn er andere negatieve effecten op bijen. Hoewel in het verleden door allerlei onderzoek duidelijk is aangetoond dat door dergelijke ‘varroabehandelingen’ negatieve effecten optreden, is men ‘vergeten’ dit gegeven bij de imkers onder de aandacht te brengen, wellicht bij gebrek aan betere adviezen.
Uit het artikel in Apidologie uit 2010 DOI: 10.1051/apido/2010029, het blad van de Europese bijenonderzoeksinstituten, blijkt dat oxaalzuur al in zeer geringe concentraties uiterst negatieve effecten op de bijen heeft. Grote aantallen bijen (tot ruim 25%) leggen het loodje bij een concentratie van meer dan 1% oxaalzuur.
Oxaalzuur samen met suiker
in het artikel wordt gemeld dat de negatieve effecten op de bijen het sterkst zijn, wanneer oxaalzuur samen met suikersiroop wordt toegediend. Idem dito heeft oxaalzuur al in zeer geringe concentraties een negatieve invloed op de mijten, wanneer men dat samen met suikersiroop toedient. Konklusie: oxaalzuur alleen werkt anders dan oxaalzuur samen met suiker. Misschien is nog het meest opvallend dat het artikel pas in 2010 is gepubliceerd, terwijl het onderzoek al in 2003 en 2004 was uitgevoerd. Het is een van de vele voorbeelden, waarop voor de imkers belangrijke informatie achtergehouden wordt.
Varroabehandelingen
Of wintersterfte en andere problemen altijd ‘varroa’ als oorzaak hebben moet worden betwijfeld. Ik denk dat varroa maar een beperkte rol speelt bij het verloren gaan van bijenvolken en dat varroabehandelingen iets heel anders doen dan ‘varroamijten doden’, namelijk het zuur maken van het milieu. Wanneer men onze uiteenzetting over anaerobe omstandigheden heeft gelezen, dan kan men begrijpen dat problemen met bijenvolken die zich in het jaar voordoen – dus ook in de perioden buiten de winter – net zo goed of misschien wel beter daaraan toegeschreven kunnen worden. Verzwakking van bijenvolken, die altijd aan varroa wordt toegeschreven, is eerder een gevolg van dit soort processen.
Pseudoparameter
Leest men bijvoorbeeld de NBV-rapportage over de wintersterfte 2015-2016 van 6 april 2016, dan valt op dat men ‘behandeling’ gelijkstelt aan ‘varroabestrijding’. Hierbij wordt varroa als een pseudoparameter gebruikt: varroa wordt als het hoofdprobleem beschouwd dat moet worden opgelost. Dit heeft vooral te maken met het feit dat varroa ‘zichtbaar’ is en dat een aanzienlijke mijtenval op zich een spectaculaire gebeurtenis is. Om er volgens een standaard-menu bepaalde behandelingen tegenaan te gooien is natuurlijk geen goed onderbouwde maatregel, er wordt geen rekening gehouden met andere processen en met de omstandigheden die leiden tot anaerobe situaties.
DWV-virus en mierenzuur
Er zijn aanwijzingen dat de hoeveelheid DWV-virus toeneemt na behandeling met mierenzuur. In recente wetenschappelijke publicaties wordt gesuggereerd dat de bijenhouderij de bron van dit DWV-virus is. Dat zou dan betekenen dat de imker met deze behandelingen nieuwe risico’s voor de bijenvolken introduceert. We hoeven dan ook niet zo verbaasd te zijn dat mierenzuurbehandelingen eigenlijk nooit hebben geholpen om de sterfte systematisch (d.w.z. over meerdere jaren) terug te dringen. Hetzelfde zal gelden voor oxaalzuur.
Toch zit er functioneel mogelijk nog een interessant aspect aan de behandeling met mierenzuur. Als mierenzuur een stimulerend effect heeft op de hoeveelheid DWV en op die manier het vliegvermogen van de bijen vermindert, dan zou dit kunnen betekenen dat mierenzuur als het ware de bijen in de kast houdt of het vliegvermogen van de bijen beperkt. In de winter kan dat gunstig zijn. Deze bijwerking van mierenzuur pakt in andere delen van het jaar niet zo gunstig uit.
Virussen
Steeds is de suggestie gewekt, dat de virussen in de bijen zitten – en in de mijten. Dit is een halve waarheid, en wel omdat de meeste virussen eerder nauw met bacteriën geassocieerd zijn dan met de bijen of de mijten. Beiden zitten vol met bacteriën en andere micro-organismen (bacteriën, schimmels, andere micro-organismen), zowel binnenin (bijvoorbeeld de darm, de monddelen en het vetlichaam) als aan de buitenkant (bijvoorbeeld de cuticula).
Uit de bacteriologie is bekend dat virussen invloed hebben op de bacteriële samenstelling en andersom. Virussen zijn voor bacteriën vooral een helpende hand, doordat ze voedingsstoffen beschikbaar maken. Deze interacties worden nog niet helemaal begrepen en zijn niet bekend binnen het domein van het ‘bijenonderzoek’.
Neven-effect
Ons inziens is van de aanbevolen ‘behandelingen tegen varroa’ de varroabestrijding vooral een neveneffect. De primaire werking van mierenzuur en oxaalzuur is namelijk het zuur houden en zuur maken van het milieu in de bijenkasten. Onder zure omstandigheden groeien er nu eenmaal minder bacteriën. In een zuur milieu groeien ook andere bacteriën en andere micro-organismen. Door aanzuren verandert men de balans. Dit beseffende kunnen ook andere wegen bewandeld worden, bijvoorbeeld via de voeding.
Thymol
Van thymol is eveneens bekend dat dit een antimicrobiëel middel is. De werking berust op zijn voor een deel op het chelaat-effect (= chelaten zijn stoffen die mineralen binden en in oplossing kunnen houden). Thymol heeft meerdere werkingen. Wij vermoeden dat de gunstige werking in de praktijk van thymol voor een deel ook te maken heeft met een andere verdeling van de bijen over de verschillende kasten. Door de sterke geur wordt het geurherkenningsmechanisme uitgeschakeld. Dat resulteert vervolgens in volken die allemaal even sterk zijn. Thymol heeft derhalve geen positieve invloed op de bijen als zodanig. Bij ongunstige omstandigheden zorgt men met thymol vooral voor meer zwakke volken.
Tijdelijk effect
Een direct en tijdelijk effect na toediening van mierenzuur en thymol is een sterke mijtenval. Deze is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van activering van de bijen. Een eenmaal op de plank gevallen mijt leeft maar een paar uur. De bewering dat mierenzuur ‘mijten doodt’, zoals in de brochure Effectieve beschrijving van varroa’ staat, is dus een halve waarheid. Mierenzuur wordt echter snel door bacteriën afgebroken, daarom is het uiteindelijke effect beperkt.
Kostbaar
Het hele circus, dat de afgelopen 35 jaar rondom varroabestrijding is opgetuigd, is voor de bijensector een uitermate kostbare aangelegenheid geweest. Hoewel de behandeling de individuele imker niet veel kost, moeten daarbij natuurlijk eigenlijk ook de kosten van het vele onderzoek opgeteld worden. Dan komt men uit op een werkelijke totale kostprijs van circa € 30,00 per behandeld bijenvolk. De schade aan verloren gegane volken als gevolg van de averechts uitwerkende adviezen moet hierbij nog opgeteld worden.
Overigens liggen de huidige kosten voor bijenonderzoek in Nederland op circa € 29 per bijenvolk per jaar, in de Verenigde Staten is dat € 35. Per professionele imker wordt in de V.S. voor de periode 2016-2018 circa € 60.000 aan onderzoek besteed. Dat is exclusief allerlei andere subsidies.
Konklusie
Varroa heeft tot heden verreweg de meeste aandacht en financiële middelen opgeëist – zonder tastbare resultaten. Onder het overgrote deel van de imkers bestaat een grote afkeer van het bestrijden van varroa met chemische middelen. Vanwege het gebrek aan alternatieven voert een deel van hen deze behandelingen toch maar uit. De negatieve effecten van deze behandelingen gaan nog veel verder dan algemeen bekend is en toegegeven wordt.
Conditie van bijenvolken
In wezen is een paradigma-shift nodig, oftewel het inzicht dat verzwakking van bijenvolken door andere factoren wordt bepaald. Of een dergelijke noodzakelijke paradigma-shift gaat plaatsvinden hangt af van de bereidheid om dat te erkennen. Begonnen kan worden met het schrappen van de begrippen ‘varroabehandeling’ en ‘varroabestrijding’ uit het vocabulaire en uit de denktrant. Pas dan kan er weer met een open houding aan oplossingen voor de bijensector gewerkt worden.
Ons inziens gaat het erom dat de imker de conditie van zijn of haar bijenvolken op de bijenstand in stand houdt of verbetert. Behandelingen met agressieve chemicaliën dragen daartoe niet bij.
© April 2016, Mei 2017, Science in Water B.V. / Ferro-Bee®
Alle rechten op intellectueel eigendom en andere rechten zijn voorbehouden.