De winkelwagen is leeg

Persoonlijk vind ik de nationale bijentelling in de eerste plaats een sterk staaltje van de gevolgen van de overproductie van communicatiedeskundigen en van de door hen bedachte mediastrategiën. Men kan natuurlijk communiceren dat er weinig wilde bijen zijn en het ‘bewustzijn’ daarvan stimuleren, maar in feite is dit puur psychologie en politiek, waarbij de ware reden waarom er minder wilde bijen zijn, buiten beeld blijft. Dit gaat niet om de inhoud. Het gaat niet over een oplossing. Het gaat alleen om het probleem.

In de tweede plaats is de nationale bijentelling een gevolg van de overproductie van ecologen, die aan het werk gehouden moeten worden. Ecologen munten vooral uit in het verkondigen van allerlei ongefundeerde en vage kletskoek op basis van vooringenomenheid vanwege verouderde kennis, gebrek aan fundamenteel inzicht en politieke visies. Het vakgebied van de ecologie is nogal vaag, weinig exact. Daarin lijkt het nogal op de psychologie. Ecologen zijn bijna allemaal werkzaam bij de overheid, en onder de overheid vallende organisaties en door de overheid gefinancierde clubjes.

In de derde plaats is de nationale bijentelling een manier om het publiek bij onderzoek te betrekken, net zoals bijvoorbeeld met het onderzoek naar de teek. Volgens de iniatiefnemers hebben in totaal 3.600 personen zich voor dat karretje laten spannen.

Een vorm van monitoring

Zo'n bijentelling is een vorm van monitoring. Dergelijke monitoring-programma’s worden voortdurend uit de kast gehaald, maar monden bijna altijd uit in willekeurige interpretaties. Overigens is het merkwaardig dat men al jaren verkondigt dat het niet goed gaat met de aantallen wilde bijen. Waarom dan nu dat nog eens vaststellen? Dan komt de vraag op of men de resultaten uit eigen onderzoek niet vertrouwt dan wel dat men dat nog eens bevestigd wil zijn door anderen. Als het erom gaat om op die manier draagvlak te creëren, dan is dat in feite het failliet van het onderzoek- en wetenschapsbedrijf.

Niet veel bijen geteld

Gemiddeld zijn door de ca. 3.600 deelnemers aan de nationale bijentelling maar circa 10 bijen geteld. Men noemt dat aantal 'een succes'. Het is natuurlijk een lachertje om bij een telling van 41.000 bijen van een succes te spreken als men weet dat één bijenvolk al ongeveer uit een dergelijk aantal bijen bestaat. Onder normale omstandigheden zouden dat er op zijn enkele tientallen moeten zijn, en, als er een of meerdere bijenkasten op minder dan 500 meter staan, op zijn minst 100 bijen. Eventuele resultaten van dergelijke tellingen zeggen helemaal niets, bijvoorbeeld omdat bepaalde wilde bijen er alleen in bepaalde delen van het seizoen zijn en het tijdstip van de dag ook nogal bepalend is. En het is natuurlijk afwachten of men de echte data wel wil delen, zodat we bijvoorbeeld kunnen zien waar de bijen geteld zijn, en vooral ook waar de tellers geen bijen waargenomen hebben.

Deltaplan biodiversiteit

Tegelijk met deze campagne is een groep ambtenaren bezig met een deltaplan voor het vergroten van de biodiversiteit. Voor een deel zijn daarbij dezelfde personen betrokken als bij het wildebijengebeuren. ‘Biodiversiteit’ is het grote toverwoord geworden, dat goed is voor een hoop subsidie, net zoals dat het geval voor het woord ‘klimaatverandering’. Aangezien bij al deze personen geen flauwe notie bestaat van welk proces gaande is dat tot minder wilde bijen leidt, wordt iedereen met deze flauwekul aan het lijntje en bezig gehouden. Dit alles zal opnieuw uitmonden in allerlei kostbare en niet werkende maatregelen ‘voor de natuur’.

Oplossingen

Hoewel oplossingen zeker denkbaar zijn, zullen deze nooit uitgevoerd worden. Want daarvoor moet eerst de juiste diagnose geaccepteerd worden en aangezien deze nogal pijnlijk is voor de gevestigde orde van medewerkers van de staatsinstellingen, zal dat ‘nog enige tijd’ duren.