De winkelwagen is leeg

Ongeveer gelijktijdig met het Nederlandse klimaatakkoord verschenen op 19-12-2018 rapporten over het herstel van de wilde bestuivers (onder andere wilde bijen) en het Deltaplan voor de biodiversiteit. Deze rapporten, afkomstig uit het Wageningen-circuit, staan vol met toekomstvisies en maatregelen die moeten zorgen voor meer insecten en meer biodiversiteit. Ze munten uit in gebrek aan concrete gegevens, staan vol met vaagheden, volstrekt verkeerde aannames en nauwelijks te volgen redeneringen. Tegelijkertijd is WUR bezig zich met deze onderwerpen te profileren als zouden zij daarvoor gaan zorgen. Onmisbaar is het gelukt om het begrip ‘bioversiteit’ op de agenda te zetten. Het woord duikt vaak op, meestal in combinatie met het begrip ‘klimaatverandering’.

Biodiversiteit

Biodiversiteit is het nieuwe woord om subsidies uit de hoge hoed te toveren. Vanwege het ontbreken van een nauwkeurige definitie van biodiversiteit kan elk voorstel waarin het woord biodiversiteit voorkomt, hoe onzinnig ook, voor financiering in aanmerking komen.

Diagnose ontbreekt

Er ontbreekt ook iets belangrijks: een duidelijke en ondubbelzinnige diagnose van de oorzaak van de achteruitgang. Opgemerkt moet worden dat de huidige aanpak om biodiversiteitsverlies te stoppen onvoldoende heeft opgeleverd. Niettemin wordt gewoon teruggegrepen op dergelijke niet werkende maatregelen. Bovendien doet men alsof een eerder bestaande situatie weer teruggebracht kan worden.

Toekomstbeelden

De ‘toekomstbeelden’ zijn dan ook eerder beelden uit het verleden en beelden op basis van verkeerde veronderstellingen, bijvoorbeeld als zouden veel planten verdwijnen omdat de bloemen onvoldoende worden bestoven en dat het verbinden van landschappelijke zones voor insecten en biodiversiteit net zo uitwerkt als voor andere dieren met de Ecologische Hoofdstructuur, tegenwoordig Natuur Netwerk Nederland geheten.

Beleid

Zeer merkwaardig is dat men nog steeds denkt dat met beleid (vogel- en habitatrichtlijnen, Natura 2000, enz.) iets voor de natuur gedaan kan worden. Dat beleid (voor het vergroten van de biodiversiteit) is met name gericht op het verkrijgen van een breed ‘draagvlak’. Dat verbreden van het draagvlak bestaat uit het betrekken van allerlei partijen en organisaties, voor wie meedoen eigenlijk alleen maar window dressing is. Ronduit verbluffend is dat men ‘het resultaat’ afmeet aan de omvang van het ‘draagvlak’. Oftewel men denkt dat met een ‘breed draadvlak’ iets bereikt kan worden zonder dat in de verste verte ook maar één partij weet wat die moet doen.

Beleidsdocumenten

Aan beleidsdocumenten ontbreekt het in het geheel niet. Zelfs bij een vluchtige verkenning komt men al heel veel tegen, met steeds weer nieuw jargon, modieuze afkortingen, plannenmakerij, projecten en afspraken. Waarschijnlijk is er niemand die hier nog enig overzicht heeft, laat staan dat er ook maar een partij is die door de ambtelijke brei heen weet te breken om werkelijk iets bij te dragen. Er zijn namelijk altijd wel pionnen naar voren te schuiven die de positie van de ambtenarij beschermen. Want laat één ding duidelijk zijn, alles wat met ‘natuur’ te maken heeft valt onder het publieke domein, dat wordt gedomineerd door ‘ecologen’.

Initiatieven

Evenmin ontbreekt het aan initiatieven. In het rapport Nationale Bijenstrategie van het Ministerie LNV van januari 2018 staan 70 initiatieven vermeld, die voor meer bijen en wilde bijen moeten zorgen. In dit document staan volstrekt verkeerde aannames, essentiële fouten en reeksen van misvattingen. Het zijn papieren tijgers, die een heleboel tijd en geld hebben gekost. Dergelijke rapporten worden meestal door WUR gemaakt, in opdracht van Het Ministerie.

Nutteloze maatregelen

Zonder een goede diagnose kan men allerlei nutteloze maatregelen verzinnen die het bereiken van welk resultaat dan ook verhindert. Persoonlijk denk ik dat geen van deelnemers en uitvoerders van al die plannen ook maar enig idee heeft van het proces dat wereldwijd gaande is dat leidt tot het verdwijnen van allerlei soorten. Bijna unaniem schrijft men dit toe aan habitatverlies, en eventueel aan klimaatverandering. Een deel van die diagnose heb ik aan diverse bij de plannen betrokken partijen laten weten. En hier bleek weer eens te meer dat men daarin helemaal niet geïnteresseerd is. Dat is zeer kenmerkend voor de wereld van wetenschappers, onderzoekers, beleidsmakers: het niet willen weten.

Ecologen

En dat is dan weer het gevolg van het feit dat het voornamelijk ‘ecologen’ zijn die zich met deze kwestie bezig houden en in ‘werkgroepen’ een zekere ‘consensus’ hebben bereikt.

Ecologen hebben op zich goede bedoelingen, maar ze weten een heleboel niet. Al tientallen jaren is binnen dit vakgebied de habitat-benadering dominant, oftewel ze geloven dat een goede plek voor dier en plant als enige van belang is. Verder houden zij zich uitsluitend bezig met wat ‘zichtbaar’ is en hebben daarom geen enkele notie van de onderliggende chemische, biochemische en microbiële processen. Zorgen voor ‘meer bloemetjes’ in allerlei vormen is zo’n voorbeeld van wat zichtbaar is en totaal niet helpt om bijvoorbeeld voor meer bijen c.q. wilde bijen te zorgen.

Vanuit de gevestigde instituties zoals WUR, NIOO en Naturalis valt derhalve niets te verwachten. In dit verband is het te gek voor woorden als men ziet dat men daar bijen en wilde bijen op één hoop gooit. Behalve dat ze tot de zelfde familie Apoidea van het genus Hymenoptera behoren en belangrijk voor de bestuiving zijn, is er verder geen enkel punt van gemeenschappelijkheid.

Mijn eigen onderzoek

Zelf heb ik door intensief onderzoek – ook uit niet-wetenschappelijke bronnen - , waarnemingen en het uitvoeren van experimenten wel een duidelijk beeld gekregen waardoor de gesignaleerde problemen worden veroorzaakt. Deze diagnose bestaat ook uit een nauwkeurige beschrijving van het proces dat daaraan ten grondslag ligt. Daaruit volgt ook welk type maatregelen genomen moeten worden, en dat zijn andere maatregelen dan die voortdurend opborrelen uit de hoofden van de personen in de ambtenarij, die gevoed worden met ‘resultaten’ uit slecht onderzoek.