De wintersterfte in Nederland en in West-Europa is in de afgelopen jaren beperkt gebleven tot niveau’s tussen 15 en 30%. Geheel anders is de situatie in Kenya. Daar is het aantal bijenvolken in een periode van 10 jaar drastisch omlaag gegaan. Massaal is men in het gehele land gestopt met het houden van bijen. De honingproductie is sinds 2005 meer dan gehalveerd. En er zijn bijna geen zwermen meer. Dit blijkt niet alleen uit rapportages van bijenhouders, maar ook uit onderzoek door wetenschappers verbonden aan instituten. Uit een recente publicatie blijkt dat weliswaar varroa en diverse virussen (DWV, BQCV) bijna altijd aanwezig zijn, maar dat deze niet verantwoordelijk zijn voor de achteruitgang. Aan de hand van informatie uit de eerste hand beschrijven wij wat hier aan de hand zou kunnen zijn en wat daarvan de relevantie is voor bijenhouders in Nederland en elders.

Bijen houden in Kenya

Aantallen bijenvolken

Op basis van regionale gegevens (districtsniveau) valt op te maken dat er in de periode tot omstreeks 2005 circa 2 mln bijenvolken waren. Deze ruwe schatting is voorts gebaseerd op gegevens in de hieronder vermelde referentie en het feit dat het werkelijke aantal bijenvolken bijna altijd hoger ligt dan officieel wordt gerapporteerd.

Hoeveel bijenvolken er momenteel in Kenya zijn, is niet precies bekend. Recente gegevens worden niet meer gegeven. In het verleden leverden buitenlandse hulporganisaties bijdragen in het verzamelen van gegevens. Het lijkt erop dat door de sterke achteruitgang in het aantal bijenvolken dit soort organisaties zich uit de bijenprojecten hebben teruggetrokken.

Aantallen bijenhouders

Op grond van het gerapporteerde gemiddelde aantal bijenvolken per bijenhouder (5,3 – komt overeen met die in vergelijkbare landen) zouden er in de periode voor 2005 ca. 375.000 bijenhouders in Kenya zijn. Uit gegevens van het National Beekeeping Station (2010) waren het er 90.000, waarbij opgemerkt werd dat ruim 500.000 personen direct of indirect economisch voordeel hebben van de bijensector. Volgens gegevens uit 2014 van het African Beekeeping Resource Centre zijn er in Kenya 144.000 personen die op kleine schaal bijen houden.

Honingproductie

Volgens een officiële bron lag de honingproductie in Kenya in 2010 op 25.000 ton per jaar. Voor honing bestaat in heel Kenya een locale markt. Suiker is namelijk vrij duur. Een beperkt deel van de productie wordt geëxporteerd, voornamelijk naar Arabische landen.

In een rapport van een Deense ontwikkelingsorganisatie (2010) werd een potentie voor verviervoudiging van de honingproductie in Kenya tot 100.000 ton per jaar genoemd. Ook in andere rapporten van vergelijkbare organisaties uit Europa, Canada en de V.S. (allen uit de periode voor 2010) worden de enorme mogelijkheden belicht.

In Kenya zijn tientallen buitenlandse organisaties actief, of actief geweest, om bij te dragen aan de ontwikkelingen van de bijensector. Sommigen hadden zeer ambitieuze plannen om de bijenteelt te moderniseren.

Bijenkasten

Verreweg de meeste imkers in Kenya maken gebruik van een holgemaakte boomstam als bijenkast. Daarmee kan 7 – 10 kg honing per jaar geoogst worden. Ook in gebruik is de Kenyan Top Bar Hive (KTBH). De KTBH is destijds in het kader van ontwikkelingshulp geïntroduceerd en levert per jaar 15 – 20 kg. honing op. Het aantal zal op 100.000 – 200.000 liggen. Zonder meer de nauwkeurigste schatting (60.000) is te maken van het aantal Langstroth hives. De kasten (KTBH en Langstroth) worden in tientallen rurale werkplaatsen gemaakt, alsook in Nairobi.

Extra inkomen

Voor Kenyanen op het platteland is het produceren van honing een mooie bron van extra inkomen. Met 10 kasten kan men in principe het jaarinkomen verdubbelen. De honing wordt locaal verkocht of gaat naar een van de grote packaging companies. De financiële transacties vinden plaats met de mobiele telefoon, ook bij de Masai.

Programma’s

Er lopen al vele jaren diverse programma’s en projecten om het houden van bijen in Kenya te bevorderen. Voor vele NGO’s (niet governmentele organisaties, bijvoorbeeld Cordaid) zijn bijenprojecten in dit soort landen een in potentie effectieve manier om het inkomen van de mensen op het platteland te verhogen en meer werkgelegenheid te scheppen. De investeringen zijn gering, en er is direct een opbrengst. Bovendien spreken bijenprojecten tot de verbeelding bij de achterban.

In het verleden werden de kasten door westerse organisaties (NGO’s) gratis ter beschikking gesteld. Dat was geen succes, want men verkocht de materialen direct door zonder ze zelf te gebruiken.

Microkredieten

Sinds enkele jaren kan men in Kenya met behulp van een microkrediet een kant en klaar pakket inclusief beschermende kleding aanschaffen om met bijen houden te beginnen. KWFT is zo’n organisatie die microkredieten voor dit doel verstrekt. Ze werken zeer professioneel en hebben als pilot enkele bijenprojecten lopen. Zo’n typisch locaal bijenproject heeft een omvang van circa 200 kasten. De betekenis van buitenlandse NGO’s wordt steeds meer beperkt tot die van financier.

Bezoek aan Kenya

De bovenstaand informatie is verzameld voor, tijdens en na mijn bezoek aan Kenya. Het contact daarvoor ontstond naar aanleiding van een bijdrage van een professionele bijenhouder op een internationaal bijenforum. Daarin werd ik geattendeerd op de aanwezigheid van varroa in Kenya en de sterke afname van het aantal bijenvolken in dat land. De betreffende bijenhouder was verbaasd dat de hele wereld geloofde dat de Afrikaanse bijen goed in staat zijn om met varroa om te gaan. Zijn eigen ervaring was heel anders. Hoewel hij niet uitsloot dat varroa een probleem vormt, stelde hij dat vooral virussen het probleem zijn.

Na een uitvoerige informatieuitwisseling per mail en de resultaten na het uitvoeren van een reeks testen met Ferro-Bee® ben ik in februari 2014 met deze persoon het land doorgereisd.

Locaties

In totaal werden 5 locaties bezocht, enkele in het natuurgebied Masai Mara in het zuidwesten van Kenya, een halverwege de weg naar Nairobi in een landbouwgebied en twee circa 80 km ten oosten van Nairobi in natuurlijk terrein.

Per locatie stonden meestal circa 20 – 50 bijenkasten bij elkaar in de buurt, verdeeld in groepen, met de kasten altijd op ca. 2 meter afstand van elkaar. Elke bijenkast (Langstroth) stond op een paal van circa 1 meter hoog. Dit is om de kasten te beschermen tegen de honey badger. In de omgeving waren altijd veel bloemen aanwezig, met name acacia’s, diverse vruchtbomen en allerlei soorten halfhoge struiken.

Agressieve bijen

Het is absoluut niet aan te raden om zonder beschermende kleding op minder dan 10 meter in de buurt van de bijenkasten te komen. Zelfs met dergelijke kleding aan is het oppassen geblazen. Altijd zitten er honderden bijen op het pak. Als het kijkgaas tegen de huid aankomt, wordt je meteen gestoken (de pijn is wel snel weg). Het uitdoen van de kleding kost veel tijd omdat de bijen gewoon erop blijven zitten. De agressiviteit van deze bijen wordt als een belangrijke beperking gezien voor het houden van bijen.

Beeld

Op elke locatie was het beeld ongeveer hetzelfde: eenderde van de kasten had normaal functionerende volken, dat wil zeggen dat de bijen in- en uitvlogen werd (de temperatuur was 20 – 25 graden). Steeds was circa een derde van de aanwezige kasten leeg, behoudens wat broed. In circa eenderde van de kasten zaten wel bijen, maar er was geen vliegactiviteit te bespeuren.

In de kasten met bijen werden varroamijten op de bijen en in het broed aangetroffen. De activiteit van de bijen was matig, d.w.z. het aantal in- en uitvliegende bijen was gering.

Bijen vliegen niet op de bloemen

Een van de andere opvallende zaken was dat de bijen niet op bloemen zaten. Op de bloeiende acacia’s in de buurt van de bijenkasten en op wat grotere afstand was systematisch geen bij te zien. Volgens de persoon die ons rondleidde, een bijenhouder met 20 jaar ervaring, is dit overal in Kenya het geval, ook in het noorden. Het noorden van Kenya gold altijd als een gebied met een zeer hoge honingproductie. Daarvan is nu in het geheel geen sprake, zo vertelde hij mij, zelfs niet in de natte seizoenen. Hij bevestigde dit nog enkele malen in de loop van 2014 en het begin van 2015.

Ten tijde van ons bezoek (februari 2014) had hij 600 bijenvolken verspreid over het land. In 2012 had hij er nog 1000. Als leverancier van imkerbenodigdheden is hij verbonden aan tientallen locale projecten. Hij heeft zonder meer een goed beeld van de situatie in heel Kenya.

Achteruitgang

Een groot deel van deze first hand praktijkinformatie is niet terug te vinden in de wetenschappelijke publicatie, die in april 2014 verscheen Evaluation of the Distribution and Impacts of Parasites, Pathogens, and Pesticides on Honey Bee (Apis mellifera) Populations in East Africa. In deze publicatie, gebaseerd op gegevens uit 2010, wordt gemeld dat er sinds 2003-2005 sprake.  is van een sterke afname van het aantal bijen en bijenvolken in Kenya.

Afname honingproductie

Volgens de publicatie is de gemiddelde honingproductie per volk afgenomen van 20 kg in 2005 tot 9 kg in 2007. Een halvering van de honingproductie werd ook door onze contactpersoon in Kenya gemeld, maar dan voor de periode 2012 – 2014. Ook uit de gegevens over 2013 en 2014 (zie onder andere http://www.icipe.org/index.php/news/825-hardier-african-honey-bees-could-harbour-novel-resistance-to-bee-diseases.html) blijkt dat er wel eens een verdere achteruitgang plaatsgevonden zou kunnen hebben.

Speciale problemen

In het bijzonder maakt men melding van het ontbreken van zwermen en het feit dat wel aanwezige zwermen zeer klein zijn. Een imker in Kenya is bijna geheel afhankelijk van de mogelijkheid om zwermen te vangen. Het kweken van koninginnen is praktisch onmogelijk, en het splitsen van volken (Langstroth hives) lukt vaak niet. Volken in log hives zijn totaal ongeschikt om te splitsen.

Varroa

In de publicatie wordt, opvallend genoeg, varroa niet als de oorzaak gezien. Men stelt dat de aanwezigheid van varroa beïnvloed wordt de regio en de hoogte. Met name dat laatste is interessant. Circa eenderde van Kenya is nogal hoog gelegen (> 1.000 meter). Verreweg de meeste monsters zijn in dit gedeelte van het land genomen. Men vond een sterke correlatie tussen het aantal varroamijten en de hoogte, oftewel op grotere hoogte waren er meer mijten.

Men raadt overigens af om varroa te bestrijden. Als reden geeft men op dat de bijen ‘nieuwe resistentiemechanismen’ hebben. Men doelt hier op het hygienisch gedrag (verwijderen van zieke larven), dat bovendien sterker is naarmate er meer virale diversiteit is. Er zijn door de persoon die ons rondleidde tal van producten getest: mierenzuur, oxaalzuur, thymol, Amitraz, andere chemische acariciden, EM. Geen van deze middelen gaf een positief resultaat.

Analyse

Er zijn drie bronnen van informatie, aan de hand waarvan een voorlopige analyse kan worden gemaakt van de oorzaak van de afname van het aantal bijenvolken in Kenya: 1. de genoemde wetenschappelijke publicatie 2. de informatie uit de praktijk (via het bijenforum, van de bijenhouder die ons rondleidde) 3. de veldwaarnemingen                    

Bekende ziekteverwekkers uitgesloten

In de wetenschappelijke publicatie worden diverse oorzaken uitgesloten. Parasieten, ziekteverwekkers en pesticiden worden als weinig waarschijnlijke oorzaak beschouwd. Geen van de ziekteverwekkers (varroa, Nosema, DWV, BQCV, ABPV) was namelijk gecorreleerd met de sterkte van de volken. Nosema werd maar op enkele plaatsen aangetroffen. Op locaties in het noorden van Kenya werd varroa niet aangetroffen, virussen konden daar evenmin gedetecteerd worden. Impliciet geeft men dus aan, dat veel en vaak genoemde oorzaken van achteruitgang in de bijenstand niet voor Kenya gelden.

Habitatverlies en klimaatverandering

In de publicatie worden habitatverlies en klimaatverandering als mogelijke oorzaken opgegeven. Dit zijn moeilijk te kwantificeren zaken.

Habitatverlies is naar ons idee niet de oorzaak. Van verstedelijking en habitatverlies is geen sprake in de gebieden die ik heb bezocht. Kenya, 45 mln inwoners, is ongeveer even groot als Frankrijk met 67 mln inwoners, en heeft zeer uitgestrekte natuurgebieden, waar weinig mensen wonen.

Klimaatverandering is een vrij algemeen begrip. In het algemeen bedoelt men hiermee veranderingen in temperatuur en/of neerslag. In de analyse gaat men hierop verder niet in, men geeft niet aan welk proces eventueel gaande is. De publicatie blijft in deze dus oppervlakkig. Wel is het zo dat in Kenya het natte seizoen niet meer ‘op tijd’ komt in vergelijking met wat men gewend is.

Geen diagnose, verdere analyse

Gezien het feit dat de wetenschappelijk onderzoekers geen onderbouwde diagnose hebben kunnen stellen is het zaak andere invalshoeken te zoeken, van waaruit de achteruitgang in Kenya verklaard kan worden. De mogelijkheid van bacteriële problemen wordt niet genoemd.

Verschaffen de veldwaarnemingen en de informatie van het forum dan wel de nodige aanwijzingen?

Minder bijen of minder bijenvolken

Als er minder bijenvolken zijn wil dat niet automatisch zeggen dat er minder bijen zijn. Het kan namelijk zijn dat het probleem zit in het feit dat de bijen hun ‘colony orientation’ (behoren tot een volk) niet meer hebben.

Lagere honingproductie

Uit de praktijkinformatie blijkt dat de honingproductie zeer sterk teruggelopen is, jaren achtereen. Dit kan echter niet uit de wetenschappelijke informatie opgemaakt worden. Daar heeft men het alleen over de honingproductie per volk, alleen over de top bar hives en de langstroth hives. De lagere honingproductie per kast zegt op zich niet zoveel. Uit de waarnemingen bleek dat in de kasten van goed functionerende volken veel honing aanwezig was ( niet kwantitatief bepaald). Als de bijen meer zelf gebruiken, bijvoorbeeld omdat ze verder moeten vliegen, dan blijft er minder over om te oogsten.

Lege kasten

Lege kasten duiden erop dat er te weinig bijen zijn om alle kasten te vullen. Wel vreemd is dat dit het geval is in een zeer bloemrijke omgeving. Meestal duidt de aanwezigheid van lege kasten met broed op CCD. De geringe hoeveelheid broed in deze kasten kan duiden op queen failures.

Bijenkasten met broed en bijen, maar zonder vliegbijen

Deze situatie duidt erop dat de voedsterbijen, die zich tot vliegbijen hebben ontwikkeld, de kast uit gaan en niet meer naar deze kasten terugkeren, en zich bijvoorbeeld bij een ander volk op dezelfde locatie voegen.

Bijen bezoeken de bloemen niet

Dit is zonder meer het meest opvallende en ongewone fenomeen. In de eerste plaats denken wij aan neurologische aandoeningen. Immers, als de bijen niet op de bloemen zitten, dan nemen zij die bloemen blijkbaar niet waar. Daarmee is een belangrijke voedselbron voor de bijen in Kenya als het ware buiten bereik. Aangezien de bijen op bepaalde bloemen wel vliegen, is het denkbaar dat ze op die manier selectief en systematisch ander stuifmeel ophalen met als gevolg een volkomen ander gedrag van de bijenvolken. Theoretisch is het ook mogelijk dat de kleurpatronen van de bloemen zelf anders zijn, waardoor deze niet meer herkend worden door de bijen.

Geen zwermen meer

De afwezigheid van zwermen mag opvallend genoemd worden. Normaal gesproken hebben Afrikaanse bijen namelijk een zeer sterke neiging om te gaan zwermen. Dit gebeurt meestal na circa 6 weken. Afwezigheid van zwermen kan samenhangen met het feit dat de volken, voor zover aanwezig, geen neiging tot zwermen hebben, bijvoorbeeld omdat er voortdurend bijen de kast verlaten en niet meer terugkomen. Op die manier zullen de volken nooit hun kritieke omvang bereiken.

Het lijkt erop dat de bijen moeite hebben om zich als volk te handhaven. Al met al zijn dat kenmerken, die aan `verdwijnen` doen denken, oftewel dat de bijen solitaire bijen zijn geworden.

Agressiviteit

De vraag dient zich aan of de achteruitgang van de bijenstand in Kenya iets te maken heeft met de agressiviteit. Of anders gezegd: lopen agressieve volken een grotere kans om het loodje te leggen, c.q. geeft de agressiviteit aanwijzingen voor de oorzaak van de achteruitgang?

Er zijn vier typen van gegevens 1. Van de biochemie is een en ander bekend (bepaalde voedselgebreken spelen en rol) 2. Er zijn eventueel op bloemen andere micro-organismen aanwezig 3. Het Kugaku virus is geassocieerd met agressiviteit 4. Voor AHB’s (africanized honey bees) is aangetoond dat deze bij bloembezoek bijna alle nectar eruit halen (dit in tegenstelling tot A. mellifera). Dit kan betekenen dat agressieve bijen bij het bezoeken van een ander soort bloemen in het voordeel zijn. Als agressieve bijen bepaalde bloemen niet meer bezoeken, dan heeft dit veel grotere consequenties dan voor bijen die op meerdere bloemen foerageren.

Konklusies en betekenis voor de Nederlandse imker

Met eigen ogen heb ik kunnen waarnemen dat er in Kenya iets bijzonders met de bijen aan de hand is. Dit wordt slechts voor een deel bevestigd door gepubliceerd ‘wetenschappelijk’ materiaal, waarin bijna uitsluitend de nadruk gelegd wordt op ‘in de V.S. en Europa bekende ziekteverwekkers’. Wanneer men daarin konkludeert dat de bijen in Kenya nog niet door dergelijke ziekteverwekkers worden bedreigd, dan kan dat op zich wetenschappelijk juist zijn.

Er wordt echter geen verklaring gegeven voor de achteruitgang. In plaats van uit te gaan van de veldwaarnemingen is men van ziekteverwekkers uitgegaan. Men gaat er van uit dat alleen ziekteverwekkers een kunnen probleem vormen en men verklaart zonder verdere argumenten dat de bijen in Kenya daartegen resistent zijn. Er wordt geen enkele poging gedaan om de eigen bevindingen te koppelen aan de beschreven fenomenen (bijvoorbeeld kleinere volken, lagere honingproductie, minder zwermen). Evenmin is er een beschrijving te vinden van de conditie van de volken in de situaties dat geen ziekteverwekkers zijn aangetroffen. Oftewel, aan referentiesituaties besteed men geen aandacht.

De veldwaarnemingen waren duidelijk: Aan de hoeveelheid en het soort drachtplanten kan het in Kenya niet liggen. Uit de meldingen van bijenhouders uit Kenya op het eerder genoemde bijenforum ontstaat het beeld dat het weer verantwoordelijk is voor de ontwikkeling die gaande is. Bekijken we de ligging van Kenya, dan is het niet ondenkbeeldig dat vanwege de luchtstromingen de sterk vervuilde lucht uit landen zoals India via de oceaan naar Afrika komt en daar uitregent, met name in de hoog gelegen gebieden. Een dergelijke uitregening van verontreinigde lucht vindt ook in Nederland, België en elders plaats.

Ferro-Bee®

In Kenya zijn diverse testen met Ferro-Bee® uitgevoerd. De belangrijkste deelresultaten waren de perfecte ontwikkeling van het broed en de goede conditie van de darren.

Genoemde referenties:

http://journals.plos.org/plosone/article?id=10.1371/journal.pone.0094459

http://www.icipe.org/index.php/news/825-hardier-african-honey-bees-could-harbour-novel-resistance-to-bee-diseases.html