Eind juli 2016 zijn de cijfers over de wintersterfte 2015/2016 in Canada naar buiten gebracht. De wintersterfte was met een gemiddelde van 16.8% iets hoger dan een jaar eerder, doch aanzienlijk lager dan in de jaren daarvoor. Deze cijfers hadden uitsluitend betrekking op de sterfte die de professionele imkers rapporteerden aan hun beroepsorganisatie. Als oorzaak voor de opgetreden sterfte noemden verreweg de meeste imkers problemen met de koninginnen.

In de grote provincies (Alberta, Saskatchewan, Manitoba), met de grootste aantallen bijenvolken (67% van de bijenvolken in Canada), lag de wintersterfte tussen 15% en 21%. Dat is ongeveer evenveel als of iets hoger dan het economisch aanvaarbare niveau van 15%, zoals dat door de Canadian Honey Council is vastgesteld (in de V.S. is dat 17%). Op basis van de verzamelde gegevens werd berekend dat in Canada 121.000 bijenvolken van de 722.000 verloren gingen. Er waren ook imkers met zeer hoge sterfte onder hun bijenvolken.

Respons

22% van de imkers, die de vragenlijst had ontvangen, vulde de vragenlijst in. Het gaat hier uitsluitend om de semi-professionele en professionele imkers met minstens 50 bijenvolken. Deze hebben samen 61% van de bijenvolken in Canada. De zeer hoge respons op de vragenlijst naar het aantal bijenvolken was zo hoog, omdat de gegevens voornamelijk betrekking hebben op de professionele imkers in de drie grote provincies. Hier zit 2/3 van alle bijenvolken in Canada. De imkers hebben hier gemiddeld 2100 bijenvolken (range 500 – 9.000). Berekent men de gegevens over de respons over de imkers met meer dan 50 volken, dan is de respons circa 50%.

In British Colombia was de respons (8%) zeer laag. Hier waren 1953 vragenlijsten uitgezet, meer dan twee keer zoveel als alle uitgezette vragenlijsten in heel Canada bij elkaar. Hier werden de vragenlijsten ook naar de hobby-imkers gestuurd (imkers met meer dan 10 bijenvolken), dus niet uitsluitend naar imkers met 50 bijenvolken of meer.

De respons is in alle opzichten zeer veel hoger dan bij de monitoring in Europa en die in de V.S. De imkers kunnen gemakkelijk bereikt worden, ze zitten allemaal in hetzelfde land en de imkers vormen een homogene groep – alleen professionals. Circa 20% van de bijenvolken (144.000) zit in Ontario en Québec. In deze provincies bevindt zich 50% van het totale aantal imkers in Canada (8.000), dit zijn voornamelijk hobby-imkers. Wat onder deze groep de wintersterfte was, staat niet in de rapportage.

Oorzaken wintersterfte

In dergelijke verslaggevingen moet men natuurlijk ook lezen wat er niet in staat. Een voorbeeld is dat er in het geheel niets gezegd wordt over de extra voeding die aan de bijenvolken wordt gegeven. Ook staat er niet of overwintering binnen, zoals in Québec veel gebeurt, gunstig is. Uit de cijfers valt dat op te maken dat in Québec aanzienlijk minder fumagilline en minder antibiotica werden gebruikt.

Het gaat er daarbij ook om wat men vraagt. Men krijgt immers alleen antwoorden op de vragen die men stelt en hoe men die stelt. De imkers, die de vragenlijst invulden, konden kiezen uit 7 mogelijkheden: weet niet, verhongering, problemen met de koninginnen, niet effectieve varroabestrijding, Nosema, de weersomstandigheden, zwakke volken in het najaar. In het rapport over de wintersterfte 2014-2015 kon men de vraag over varroabestrijding niet kiezen, derhalve kwam die toen ook niet als mogelijkheid in beeld bij de verslaggeving.

Als oorzaken voor de opgetreden sterfte werden door verreweg de meeste imkers problemen met de koninginnen opgegeven. In de rapportage over 2014-2015 werd dit ook al het vaakst genoemd. Varroa werd in beide jaren in het geheel niet als oorzaak genoemd. Er was alleen een vraag over ‘varroabestrijding’.

Zomersterfte

De op zich duidelijke en uitgebreide rapportage van CAPA (Canadian Association of Professional Apiculturists) bevat ook geen gegevens over het verloren gaan van bijenvolken in de zomerperiode. Als richtlijn uit de gegevens van de monitoring in de V.S. gold vele jaren dat de zomersterfte 5% lager is dan de wintersterfte. Tegenwoordig is de zomersterfte daar minstens zo groot als de wintersterfte. Of dat in Canada ook zo is, valt op grond van de gegevens van CAPA niet te zeggen. Andere bronnen meldden dat na de winter veel moest worden bijgevoerd. Door de Ontario Beekeepers Association werd gemeld dat in mei nog 5% van de bijenvolken het niet heeft gered vanwege zwakke volken en konninginnenproblemen.

‘Varroabehandelingen’

Verreweg de meeste imkers in Canada passen voorjaars- en najaarsbehandelingen toe. Gebruikt worden mierenzuur, oxaalzuur en amitraz, allemaal ongeveer even vaak. Men was in het algemeen tevreden over de effectiviteit van ‘varroabehandelingen’.

Antibiotica en fumagilline

Zonder meer opvallend is het zeer hoge aantal volken (70%) dat antibiotica (tetracycline) toegediend krijgt. Dergelijke behandelingen worden zowel in het voorjaar als in het najaar toegepast. Gerapporteerd wordt dat dit vooral gebeurt ‘ter voorkoming van amerikaans vuilbroed (AFB)’.

Fumagilline – ter voorkoming en bestrijding van Nosema – wordt eveneens het hele jaar door toegepast, en wel door minstens de helft van het aantal imkers.

Voorlichting

De lagere sterfte in de laatste 2 jaar wordt voor een deel toegeschreven aan het succes van de ‘programma’s voor bijengezondheid’ en de voorlichting aan de imkers. Meer voorlichtingsactiviteiten - onder andere over het tellen van de aantallen mijten, aangeven waar de schadedrempel ligt, afwisselend gebruik van verschillen ‘middelen tegen varroa’ en andere maatregelen - worden in het vooruitzicht gesteld om de bijensector gezond en duurzaam te houden.

Analyse

Uit de gegevens over de wintersterfte in Canada blijkt dat deze lager was dan in eerdere jaren. Dat lijkt voornamelijk een gevolg te zijn van intensievere behandeling met antibiotica. Zonder meer opvallend is namelijk het zeer hoge aantal volken (70%) dat antibiotica toegediend krijgt. Zoals hierboven gezegd meerdere keren per seizoen. In eerdere jaren werd niet gerapporteerd over het gebruik van antibiotica.

Er valt geen onderscheid te maken tussen de effecten van deze behandelingen. Oftewel, er kan niet vastgesteld kan worden of de lagere wintersterfte het gevolg was van antibiotica-gebruik (inclusief fumagilline) of van ‘varroabestrijding’.

Problemen met koninginnen

Problemen met de koninginnen gelden momenteel als het belangrijkste. Deze zouden wel eens het gevolg kunnen zijn van de toegepaste behandelingen. Oftewel het ene probleem wordt opgelost om vervolgens het andere ervoor terug krijgen.

In de V.S. zijn er eveneens problemen met koninginnen, gelet op de lange levertijden door de professionele koninginnentelers. Dit alles gaat samen met het toenemende fenomeen van de darrenbroedigheid (‘drone layer’), waarvan in Canada, de V.S. en diverse Europese landen vaak melding wordt gemaakt.

Van middelen ‘tegen varroa’ is al veel langer het negatieve effect op koninginnen bekend. Mogelijk geldt dit ook voor antibiotica. Aanwijzingen daarvoor komen uit China. Uit een recent onderzoek naar de bijenhouderij in China blijkt dat meer dan 77% van de imkers de koninginnen 1x per jaar vervangt en minstens 34% minimaal 2x per jaar. Zoals bekend bevat honing uit China zeer vaak residuen van antibiotica. Het is niet zo moeilijk te bedenken hoe die daarin terecht komen.

Hobby-imkers

De hobby-imkers van Canada zitten voor het grootste deel in Ontario, de overige zitten in British Colombia (ca. 2.000) en Québec (ca. 1.000). Wat bij deze groep (circa 7.000 imkers) de wintersterfte in 2015-2016 was is niet geheel duidelijk. De aantallen bijenvolken die hobby-imkers met elkaar hebben is slechts een klein gedeelte (20%) van het totaal aantal bijenvolken in Canada. Ook al hadden deze een hoge wintersterfte onder hun bijenvolken, dan heeft dat weinig invloed op het totaalcijfer.

In de provincie Ontario hadden de imkers de afgelopen jaren te maken met extreem hoge wintersterfte (> 50%). Dit werd door de voorzitter van Ontario Beekeepers Association (OBA) aangegrepen om het gebruik van neonicotinoïden als oorzaak van bijensterfte op de agenda te zetten. Daarmee is OBA de enige imkerorganisatie in Canada die hierin de oorzaak van bijensterfte ziet.

Betekenis voor de imkerpraktijk

In Canada is van dezelfde problemen sprake als elders in de westerse wereld. Het merendeel van de bijenvolken in Canada alleen nog in stand te houden met absolute noodmaatregelen, namelijk antibiotica, fumagilline en varroabestrijdingsmiddelen, kortom met een chemische paraplu. De konklusie kan gerust getrokken worden dat de problemen hooguit beheerst kunnen worden, maar niet opgelost.

De huidige sterfteniveau’s liggen boven de grens van het economisch acceptabele. Dat is zonder extra maatregelen (extra voeding), die ook nog het nodige kosten. De problematiek van bijensterfte is in een nieuwe fase gekomen. Er hoeft niet zoveel mis te gaan of er is een acuut tekort aan bijenvolken. Voorlichting is dan weliswaar een hoopvolle belofte, maar geen reeële optie.