De campagne Nederland zoemt, die ook in 2019 weer gehouden wordt, vind ik een zeer merkwaardig initiatief. Het hoort bij andere eveneens merkwaardige iniatieven, bijvoorbeeld dat men meer voor bijen geschikte bloemen moet zaaien en voor ‘bijenhotels’ moet zorgen. In al deze gevallen wordt de burger opgeroepen om iets te doen, dat bijna geheel nutteloos voor de bijenstand is, en totaal nutteloos voor de wilde bijen. Inmiddels is door een ambtelijke ‘taskforce’ in het kader van het Deltaplan biodiversiteit onder leiding van WUR en NIOO ook het nieuwe toverbegrip ‘voor de biodiversiteit’ aan dergelijke acties toegevoegd.
Bijen tellen
Binnen het kader van Nederland zoemt moet men op 13 en 14 april bijen tellen. De gegevens worden gebruikt ‘voor onderzoek’. Een dergelijke monitoring is binnen het overheidsdomein een vaak gebruikte methode om een probleem ‘in kaart te brengen’ en om daar dan vervolgens niets aan te hoeven doen behalve het aanvragen van nog meer subsidie voor onderzoek. Pappen en nathouden. We kennen dat bijvoorbeeld ook van het tellen van teken, vlinders, enz.
De eventuele uitkomsten zeggen niks, om meerdere redenen. De belangrijkste is dat het allang duidelijk is dat er weinig wilde bijen zijn, net zoals duidelijk is dat er veel minder insecten zijn. Als er eventueel ergens nog wel wat bijen geteld wordt, dan heeft dat betrekking op enkele bijzondere enclaves waar de omstandigheden ter plekke gunstiger zijn dan elders. Verder komen verreweg de meeste wilde bijen sowieso nooit in tuinen meer voor, kan het tijdstip van de dag veel uitmaken en zijn wilde bijen sterk afhankelijk van het soort planten en het tijdstip waarop deze bloeien. De keuze voor deze dag zo vroeg in het seizoen maakt duidelijk dat hier mensen aan het werk is geweest, die heel ver van de natuur en van de wereld af staan.
Bijenhotels aanbrengen
Een onderdeel van Nederland zoemt is de oproep om op de bijenwerkdag op 15 en 16 maart ‘bijenhotels’ aan te brengen. Zo’n bijenhotel bestaat meestal uit een aantal holle pijpjes van hout en/of stro, waar wilde bijen geacht worden zich te vestigen en hun eitjes te deponeren. Het idee van de bijenhotels is in de eerste plaats iets dat bedacht is vanuit het habitat-denken bij ecologen. Probleem is echter dat vanwege het geringe aantal wilde bijen de kans uitermate gering is dat zich bijen zullen vestigen in zo’n speciaal nestkastje. Verder is zo’n bijenhotel niet geschikt voor wilde bijen die zich in of bij de grond vestigen. Zelf heb ik op geen enkele plek een goed bezet ‘bijenhotel’ gezien.
Bloemetjes zaaien
Binnen het kader van zaai-acties ‘voor de bijen’ wordt eveneens de suggestie gewekt dat dit tot meer bijen leidt. In sommige situaties zal dat beslist zo zijn, maar in de meeste situaties niet. De gedachte achter dergelijke zaai-acties is dat er te weinig bloemen zouden zijn, een voedseltekort. Enig bewijs daarvoor ontbreekt, er is namelijk niet vastgesteld of het probleem van ‘te weinig wilde bijen’ zit in verstoringen in de reproductie (gebrekkige bevruchting, eitjes gaan te gronde, larven ontwikkelen zich niet of gaan dood), in de levensduur, in infecties of in het niet herkennen van de bloemen. Bovendien kan een dergelijke zaai-actie op zijn hoogst betrekking hebben op een paar honderd hectare. Natuurlijk is het leuk als er meer bloemetjes zijn, maar als die bloemen niet door bijen en andere insecten bevlogen worden, dan heeft dat geen zin.
Achterliggend proces
Om te begrijpen waarom dergelijke acties zinloos zijn moet men op zijn minst enig idee hebben, waarom ‘de wilde bijen het zo moeilijk hebben’. Dan is het belangrijkste te weten dat insecten volkomen afhankelijk zijn van allerlei micro-organismen. Tot ver in de jaren 70, en misschien ook nog wel in de jaren 80, was binnen het vakgebied van de entomologie (insectenkunde) nauwelijks bekend hoe afhankelijk insecten zijn van al die micro-organismen – in hun lichaam, op hun lichaam, in het milieu waarin ze leven. Met alle bijbehorende functies, zoals voedselvertering, reproductie, gedrag. Lees de studieboeken uit die tijd er maar op na.
Anno 2019 is daarover heel veel bekend. Hier liggen ook de verklaringen over de oorzaak van de geringe aantallen insecten en afname in het aantal soorten (inclusief wilde bijen). Simpel gezegd komt het erop neer dat door de constante depositie van stikstofverbindingen vanuit de lucht overal sprake is van een eenzijdige microbiële groei. Deze is bijvoorbeeld duidelijk waarneembaar als de groene aanslag op daken en straatmeubilair. De wijdere betekenis hiervan er is echter totaal nog niet doorgedrongen, bijvoorbeeld gelet op de vage en/of eenzijdige openbare uitspraken die door medewerkers van WUR, Naturalis en NIOO gedaan worden over de oorzaak van de achteruitgang in het insectenrijk.
Voorbeeld
Om de campagne voor meer wilde bijen te ondersteunen heeft WUR de nieuwswebsite nu.nl ingeschakeld. In het bericht op deze populaire site wordt Marcel Dicke, hoogleraar entomologie aan Wageningen University & Research (WUR) geciteerd: “Bloeiende planten zijn het belangrijkst voor insecten". Als hij dit werkelijk gezegd heeft, dan weet hij blijkbaar een aantal belangrijke zaken niet. Ik noem er een paar: 1. Binnen de insecten vormen kevers verreweg de grootste groep; deze leven meestal van dood organisch materiaal, niet van bloemen 2. Heel veel insecten, o.a. muggen, leven van plantensappen 3. Bijen, wespen, hommels zijn tamelijk weinig kieskeurig wat betreft hun voedselkeuze; ze consumeren ook de suikerhoudende afscheidingen van luizen (wat overigens niet altijd gunstig uitpakt) en ook suikerhoudend vocht dat door bladeren van planten uitgescheiden wordt (het zogeheten hydatodenvocht) of zelfs van grassen afkomstig is 4. Er is een (beperkt) aantal insecten dat helemaal niet van plantaardig materiaal leeft; sommige insecten zijn prima op te kweken van een mengsel van suiker en een paar mineralen.
De heer Dicke moet óf een bijscholing entomologie volgen óf z'n mond houden over zaken waar hij niks van weet, c.q. niet zelf onderzocht heeft.
Stikstofdepositie
We hebben te maken met iets dat wereldwijd in het milieu gaande is, en waarvan ik denk dat we daar nu een nieuwe fase aan het meemaken zijn. Met de daaruit voorkomende reeks van negatieve zichtbare en merkbare effecten. Over dat proces heb ik al een en ander geschreven en uitgelegd. Het gaat hier, zoals in feite al heel lang bekend is, om de hoge stikstofdepositie. Hoe omvangrijk deze stikstofdepositie precies is, is niet zo duidelijk.
Echter, door de uitwerkingen van de ‘stikstofdepositie’ niet nader te specificeren, bijvoorbeeld naar diens directe chemische effecten als oxidator en naar de biologische uitwerkingen als voedingsstof treedt een vorm van verdoezeling op. Ik durf ik te stellen dat niet bekend is, hoe deze stikstofdepositie precies op biologische systemen uitwerkt, oftewel welke biochemische processen op gang komen bij een overmaat aan nitraat in combinatie met bepaalde metalen.
Bijenkast als microbiëel systeem
Op https://www.science-in-water.com/Nederlands/presentatie-microbiele-processen-in-bijenvolken.html is mijn presentatie over de fermentatieprocessen in de bijenkast te bekijken. Uit de hand lopende en verkeerde fermentaties leiden tot problemen met bijen en bijenvolken. Er is niet zoveel fantasie nodig om te bedenken dat deze materie is natuurlijk ook uitermate relevant voor andere insecten. Daarbij hebben honingbijen natuurlijk nog het voordeel van het leven in een volk en het vermogen om flinke voedselvoorraden aan te leggen, al dan niet nog wat geholpen door de imker.