In de zomer van 2016 werd uit diverse plaatsen melding gemaakt van betonhoning. Deze ‘honing’ kristalliseert zeer sterk en daardoor kunnen de bijen die niet tot zich nemen. Betonhoning, en de milde variant daarvan cementhoning, bevat een hoog gehalte aan melizetose. Melizetose is een trisaccharide, bestaande uit 2x glucose + 1x fructose. Het is als het ware gewone suiker waaraan een extra glucose geplakt is.

Altijd bedacht zijn op melizetose

De imker moet eigenlijk altijd bedacht zijn op de eventuele aanvoer van melizetose, met name in het geval de bijen op kastanje of linde vliegen, of als er larixbomen in de buurt zijn. In geval van larix is de melizetose naar verluidt afkomstig van de door luizen afgescheiden honingdauw. In de literatuur wordt ook voor ranonkelachtigen (bijvoorbeeld boterbloemen) melding gemaakt van de aanwezigheid van melizetose. Ongetwijfeld zijn er nog meer planten die deze suiker bij zich hebben.

Nadelen van melizetose

De nadelen van melizetose voor de bijen zijn te voorkomen door in die gevallen extra suikervoeding te geven. Daardoor wordt de melizetose als het ware verdund en hebben de bijen er weinig last van.

De casus met de betonhoning was voor mij reden om aan het onderwerp ‘suiker’ enige aandacht te besteden. Daarover het volgende.

Glucose

In wezen is voor bijen uitsluitend glucose van belang, dit is namelijk de enige energiebron die ze kunnen benutten. Fructose is alleen bruikbaar in aanwezigheid van een bepaald type melkzuurbacterie. Is deze melkzuurbacterie niet aanwezig, dan is ruwweg de helft van bijvoorbeeld de wintersuikervoeding onbruikbaar voor de bijen. Gewone suiker (saccharose) is, evenals melizetose, voor bijen niet direct te benutten. Dergelijke suikers moeten eerst omgezet worden in wel bruikbare suikers. Dit gebeurt door micro-organismen, die in de darmen van de bijen en op andere plekken in de bijen (bijvoorbeeld de monddelen) en in het bijensysteem aanwezig zijn.

Suikers in honing

In honing kunnen volgens het betreffende hoofdstuk in het boek Food Chemistry in totaal tot 40 verschillende suikers voorkomen. Verreweg het merendeel van de suikers in honing zijn de enkele suikers glucose en fructose, en soms ook galactose. Dit zijn de zogenaamde mono-suikers. Tot de bijzondere suikers behoren diverse combinaties van glucose en fructose, alsook enkele ‘hogere’ sacchariden, dat zijn suikers met 3 of meer enkele suikers aan elkaar. Normaal gesproken gaat het bij deze bijzondere suikers in honing om geringe hoeveelheden, gemiddeld 1,5% en in de range 0,1 – 8,5%.

Toxische suikers

Ook over andere monosuikers dan glucose en fructose is wel wat te zeggen. Zo zijn de monosuikers galactose en mannose toxisch voor bijen. Deze suikers zijn afkomstig uit de hemicelluloses in de celwanden van stuifmeelkorrels. Hetzelfde geldt voor pectinesuikers (galacturonzuur), deze zijn ook niet zo gunstig voor bijen.

Hoezeer suikers van belang zijn voor de bijengezondheid moge blijken uit het feit dat de aanwezigheid van stachyose (een tetra-sacccharide, bestaande uit 2x galactose, 1x fructose en 1x glucose) in de patties gemaakt van sojabonen vaak tot bijensterfte leidt, met name wanneer deze patties in het najaar aan de bijen gegeven worden.

Trehalose

Een suiker die in deze opsomming niet mag ontbreken is trehalose. Dit is een disaccharide die in opgeslagen vorm in de vliegspieren van bijen voorkomt. Deze bestaat uit 2x glucose. Deze suiker kan vanwege de zogenaamde alfa-binding tussen de glucoses gemakkelijk omgezet worden in glucose voor de energievoorziening bij het vliegen.

Programma bijengezondheid

In het kader van mijn eigen programma Bijengezondheid heb ik enkele imkers gevraagd om in bepaalde omstandigheden pure glucose aan hun bijen te geven. Het is afwachten of deze maatregel in de praktijk nuttig blijkt. Dat is een eenvoudig praktijkonderzoek, waar de imkers iets aan kunnen hebben en dat zeker geen miljoenen kost.