Gelet op recente onderzoeksresultaten moeten wij ons afvragen of varroa werkelijk de oorzaak is van de problemen, die zich overal ter wereld met de bijen voordoen. Download hier dit document.
Begin 2014 bereikte de wereld-wetenschapsgemeenschap op het gebied van bijenonderzoek consensus dat varroa dé oorzaak is van de problemen in de bijensector. In de woorden van Peter Neumann, hoofd van het bijenonderzoekscollectief COLOSS van de EU, in zijn E-mail van 26 september 2014: “Varroa destructor is de voornaamste bedreiging voor de bijenteelt met Europese bijen.”
Deze beperking tot één enkele oorzaak kwam als een verrassing. Vele organisaties in de sector hadden immers op vele manieren duidelijk gemaakt, dat “meerdere factoren een rol spelen bij de problemen met de bijen”. De wetenschappelijke basis voor deze verschuiving is onduidelijk. Er zijn geen nieuwe feiten aan het licht gekomen. Voor zover wij weten is er geen goed onderbouwde schatting gemaakt van de bijdragen van de afzonderlijke factoren, die steeds genoemd worden als oorzaken van bijensterfte.
Opvallend is dat Neumann het alleen over de Europese honingbij Apis mellifera heeft. Het is hem en zijn groep blijkbaar niet bekend dat het met Apis scutellata, bijvoorbeeld in Oost-Afrika, minstens even slecht gaat (varroa komt daar ook voor).
Consensus in de wetenschappelijke wereld
Het valt te begrijpen dat COLOSS graag een heldere boodschap wil sturen naar de imkers, de bureaucraten en politici in de verschillende landen en naar de internationale organen. Ook is het begrijpelijk dat COLOSS de aandacht wil vragen voor een “ziekteverwekker”, omdat zo’n ”ziekteverwekker” gemakkelijk door iedereen wordt begrepen. En het zou ook een strategie kunnen zijn om ziekteverwekkers boven andere vaak genoemde oorzaken te zetten. Met wetenschap, kennis of inzicht heeft dit alles weinig te maken. COLOSS is een fabrikant van gegevens, waarbij het produktieproces vanwege een programmeerfout is vastgelopen.
Bezwaren
Varroa valt onder ons ziektemodel. Het voornaamste bezwaar tegen deze verschuiving in opinie is puur technisch van aard. Een probleem of ziekte is namelijk zelden monofactoriëel. Weliswaar beschouwt men de rol van varroa als overbrenger van virussen als deel van het varroaprobleem, maar dit is vooral bedoeld om maar vast te kunnen blijven houden aan reeds ingenomen standpunten. Vergelijkbare fenomenen doen zich in de natuur met andere bestuivende insecten en met hogere organismen voor. De allerbelangrijkste factor bij de zich over de gehele wereld voordoende fenomenen van verminderde biodiversiteit, het verdwijnen van soorten en ook bijensterfte wordt over het hoofd gezien. Sommigen zien de bijen als ‘de kanarie in de kolenmijn’ voor iets dat zich in het milieu voltrekt.
De verklaring van consensus over varroa is vooral het bewijs van een verkeerde, oppervlakkige diagnose. Dit betekent bijna automatisch dat de bij COLOSS aangesloten instellingen niet in staat zullen zijn om met doeltreffende oplossingen te komen, of daarover juist te adviseren. Zolang men ‘varroa op zich’ als het voornaamste probleem voor imkers blijft beschouwen, zal er geen vooruitgang geboekt worden bij het vinden van betere bedrijfsmethoden voor de imkers voor de toekomst. Ook hier geldt “Resultaten uit het verleden bieden geen garantie voor de toekomst.”
Varroabestrijding
Het is duidelijk dat het bestrijden van varroa met allerlei middelen de afgelopen 30 jaar in zijn totaliteit niet heeft bijgedragen aan het voorkomen van bijensterfte en het steeds verloren gaan van bijenvolken. Volgens Peter Neumann moeten “erkende en bewezen” behandelingen tegen varroa (mierenzuur, oxaalzuur, thymol) gebruikt worden.
Middelen tegen varroa bevorderen de mijtenval en reduceren de aantallen varroamijten in de bijenvolken. Echter, het effect op het sterfteniveau en de mate waarin volken verloren gaan is in het algemeen gering of afwezig. Dat komt omdat de huidige behandelingen en methoden niet ingrijpen op de processen die leiden tot virulentie van de varroamijten, en ook niet op de processen die verantwoordelijk zijn voor het verlies van bijenvolken. Het gaat om universele bacteriële processen, inclusief virussen. Deze komen in de bijenwetenschap in hun samenhang niet aan de orde, in de wetenschappelijke literatuur over bijen is er niets over terug te vinden of men geeft aan de bepalende factoren niet te weten.
De positieve effecten van “behandelingen tegen varroa” zijn aanzienlijk minder dan de negatieve effecten als gevolg van andere factoren, zoals de plaatselijke omstandigheden, het weer en het af en toe ontstaande gebrek aan geschikte voeding voor de bijen.
Negatieve effecten van behandelingen
Alle varroabehandelingen hebben negatieve effecten op de bijen, op hun reproductie en op het gedrag van de bijenvolken. Sommige producten hebben tot vaak gevolg dat de bijen de kasten verlaten. Ondubbelzinnig is aangetoond dat continu behandelen met middelen tegen varroa heeft geleid tot aanpassing van de varroamijt, al dan niet via het bacterie-virus complex. Dit geldt voor elke behandeling die bedoeld is om varroa te bestrijden. Vaak heeft ”varroabestrijding” meer bezwaren dan het varroaprobleem zelf. De adviezen om bijenvolken tegen varroa te behandelen hebben geleid tot een situatie dat de schuld voor “wintersterfte” bij de imker is komen te liggen als zou die de behandelingen niet juist uitvoeren (‘ondeskundigheid van de imker’). Daarmee wordt de ware oorzaak van het doodgaan van de bijen gemaskeerd.
Onjuiste statements
Ervaren imkers hebben de varroa boodschap inmiddels honderden keren gehoord. Dat is hen met continue marketinginspanningen van de onderzoeksinstellingen via de bijenhoudersverenigingen gecommuniceerd.
Elke imker moet zich er echter van bewust zijn dat veel uitspraken over varroa simpelweg onjuist zijn, of alleen waar zijn binnen een beperkte wetenschappelijke ruimte (“halve waarheden”). Een voorbeeld van een pertinente onjuistheid is dat de diverse middelen helpen omdat de aantallen varroamijten teruggebracht worden. Bijenvolken hebben het namelijk ook heel moeilijk als varroa zonder behandelingen in zeer geringe aantallen aanwezig is, of zelfs helemaal niet. Bijenvolken kunnen het prima doen in aanwezigheid van veel varroa, de bijen gaan niet dood door varroa.
Een sprekend voorbeeld van een halve waarheid is de aanname dat de “varroamijt uit Azië komt en zich van daar uit over de gehele wereld heeft verspreid”. Het zou beter zijn om de vraag te beantwoorden “op welke manieren was de varroamijt in staat om zich in andere omgevingen met succes te vestigen en te verspreiden?” Ook daarvoor geldt dat varroa over meerdere mechanismen beschikt om zich een plaats te verwerven, dus niet alleen via hygiënisch gedrag. De halve waarheid moet dus nog met nog een andere helft aangevuld worden.
Leven met varroa
John Miller, voormalig president van de California State Beekeepers Association, zei: “U kunt zich voorstellen dat het heel moeilijk is om een belager te doden die op een organisme zit dat daar sterk op lijkt”. Zie hier ook zijn presentatie.
Imkers kunnen varroa inderdaad niet uitroeien, varroa-resistente bijen zijn hooguit een belofte. Zij hebben iets nodig dat het bijensysteem beter laat functioneren. Dus misschien is het nu eerlijker om te zeggen “blijkbaar is varroa tegenwoordig een onderdeel van het bijensysteem, er zouden zelfs nuttige functies van varroa kunnen zijn”.
Wetenschappelijke publicaties over bijenvirussen gaan niet verder dan het beschrijven van deze virussen (weliswaar met uitgebreide genoomanalyses), waar en wanneer deze virussen voorkomen en welke symptomen ze bij de bijen veroorzaken. Er wordt niet ingegaan op de functies, die deze virussen hebben en wat hun aanwezigheid betekent voor de bijenvolken. Op die manier worden de virussen meestal ook als ‘oorzaak’ aangeduid.
Dat virussen door varroa worden overgebracht (bijvoorbeeld DWV) is absoluut niet bewezen. Er is hooguit aangetoond, dat sommige virussen zowel in mijten als in bijen voorkomen. De gedachte dat virussen de oorzaak van de problemen bij de bijen zijn, is vooral een gevolg van verbeterde detectietechnieken, het feit dat virologen zich ermee zijn gaan bemoeien en de aanname dat virussen ‘ziektes’ veroorzaken. Een virus is in wezen een stukje genetisch materiaal wezen dat hoofdzakelijk proteases (eiwitten-afbrekende enzymen) voortbrengt.
Varroa is een gevolg, geen oorzaak – onderliggend proces
We hebben ontdekt wat het fundamentele proces is, dat leidt tot de dominante aanwezigheid van varroa, alsook wat andere factoren zijn, die ertoe bijdragen dat varroa zich goed kan handhaven onder omstandigheden, die voor de bijen minder gunstig zijn. Er is ook een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring voor de explosie in het aantal mijten, zoals dat in 2014 is optreden.
Het gaat om een steeds optredend onderliggend bacterieel proces. Dit proces kan gemakkelijk beïnvloed worden door bepaalde veranderingen in het voedsel aan te brengen. Het zorgen voor voldoende foerageringsmogelijkheden biedt vooralsnog weinig perspectief. Hoge bijensterfte is er ook in bloemrijke gebieden. We kunnen wel supplementen geven om de conditie van de bijenvolken te verbeteren, net zoals wij zelf in de winter extra vitamines en mineralen nemen om verkoudheid of griep te helpen voorkomen.
Zie hier voor meer over varroa, blader door onze website voor verdere informatie of lees hier ons voorstel voor het programma Bijengezondheid.
Referenties op aanvraag verkrijgbaar, hieraan zijn kosten verbonden.