Wat er kan gebeuren na bijensteken

Met bijensteken wordt een totale aanval uitgevoerd op allerlei lichaamsfuncties. Via injectie van het bijengif komen meer dan 70 verschillende stoffen in het lichaam terecht. Enkele daarvan hebben altijd effect, ze hebben uitsluitend een beperkte directe werking op de plek zelf. Andere substanties in bijengif kunnen zorgen voor drastische effecten elders in het lichaam. In deze bijdrage geef ik een wat dieper gaande uitleg over de diverse actieve stoffen in bijengif en welke processen op gang komen na bijensteken, met de daarbij horende gevolgen. Download hier het gehele document.

Pijn en jeuk op de plek van de bijensteek

Bij een bijensteek worden dopamine, noradrenaline, serotonine en histamine in de huid gebracht. Deze stoffen zijn ter plekke als chemische stof ‘als zodanig’ actief. Dit zijn ook normaal in het lichaam voorkomende stoffen. Het zijn neurologisch actieve stoffen, oftewel ze werken in op de zenuwen. Hun werking is beperkt tot de plek van de bijensteek. Dat is omdat bij een bijensteek maar geringe hoeveelheden in de huid worden gebracht. Het gevoel bij het gestoken worden is hetzelfde als bij het aanraken van brandnetel. Uit de haartjes van brandnetel komen dezelfde stoffen ook vrij (dopamine, serotonine en histamine).

Dopamine en serotonine zijn verantwoordelijk voor de acute locale pijn die men voelt na een bijensteek.

Noradrenaline is een sterk op dopamine lijkende stof met een neurologische werking. Het is ook een hormoon dat invloed heeft op de hartslag en de bloedvaten.

Histamine is eveneens een stof, die op actieve wijze zenuwen prikkelt. Van histamine zijn vele effecten beschreven.

Een verdere irritatie, gekenmerkt door een rode plek, ontstaat wanneer het histamine uit de zogeheten mestcellen vrijkomt. Mestcellen zitten met name in het bindweefsel van de huid en raken na enige tijd beschadigd waardoor de inhoud vrijkomt.

De pijn, die pas later na de prik bij een bijensteek ontstaat, wordt gevoeld vanwege beschadiging van de zenuwen in toplaag van de huid. Dit zijn het type zenuwen die aanraking waarnemen, de zogeheten mechano-receptors.

Er zit ook nog een andere type zenuwen in de toplaag van de huid, dit zijn de pijn-receptors. Door prikkeling van dit type zenuwen ontstaat jeuk, dit komt door het vrijkomen van histamine. In wezen is jeuk een milde vorm van pijn.

Er zijn dus twee soorten receptors in de huid, die elk de verschillende gevolgen van een bijensteek door de optredende reacties in de buurt van de bijensteek doen voelen.

De hoeveelheden van de vier hier genoemde stoffen in het bijengif zijn onvoldoende om op andere plekken van het lichaam voor effecten te zorgen. Daarvoor zorgen andere componenten in bijengif, met name de eiwitten. Dat is alleen het geval bij meerdere bijensteken.

Eiwitten

In bijengif zitten tientallen verschillende eiwitten. Vergelijkbare eiwitten zitten in slangengif. In de haartjes van brandnetel komt één eiwit (opgebouwd uit 8 aminozuren) voor. Het meest bekende eiwit in bijengif is mellitine, deze maakt 40 – 60% van het drogestof-gewicht uit. Een ander eiwit dat in behoorlijke hoeveelheden (tot 10%) in bijengif aanwezig is, is apamine.

Om voor effecten bij de mens te zorgen moeten deze typen eiwitten in voldoende mate in het lichaam op één plek terecht komen. Dat is uitsluitend het geval als er sprake is van meerdere bijensteken bij elkaar in de buurt. Welk effecten dan in het lichaam optreden is afhankelijk van de plaats van die bijensteken en de processen die dan op gang komen.

Mellitine

Mellitine is een klein eiwit, het bestaat uit 26 aminozuren. Het is tevens een transporteiwit, oftewel het bindt mineralen en vervoert deze. Mellitine verstoort de celmembraan (= omhulsel van de lichaamscel), waardoor allerlei stoffen een lichaamscel in kunnen gaan. Dat brengt daarbinnen een reeks oxidatie-reacties op gang, waardoor de cel te gronde gaat.

In aanwezigheid van ijzer en zuurstof zijn deze reacties heviger. In anaerobe (zuurstofloze) omstandigheden treden dergelijke reacties in veel mindere mate op.

Effect van mellitine op de mens

Omdat menselijke cellen een degelijke celwand hebben werkt mellitine niet zomaar op de meeste lichaamscellen in. Wel leidt mellitine tot aantasting van de membraan van de rode bloedcellen (erythrocyten) en het openbarsten hiervan. Daardoor komt de rode kleurstof vrij. Deze verspreidt zich vervolgens door het weefsel en geeft de bekende roodkleuring van de huid na een of meerdere bijensteken. De rode bloedcellen gaan aldus ten gronde met als gevolg afname van de capaciteit om zuurstof te vervoeren. Dit heeft kortademigheid tot gevolg wanneer dit proces in sterke mate optreedt en samengaat met negatieve invloeden van andere componenten in bijengif. Gevolg-effecten kunnen zijn een hartstilstand door zuurstoftekort van de hartspier of het ontstaan van een zuurstofloze situatie elders in het lichaam.

Omdat rode bloedcellen veel ijzer bevatten, zijn de effecten van mellitine nog veel sterker.

Mellitine als anti-bacteriëel middel

Voor mellitine is ook een werking tegen bacteriën aangetoond. Het mellitine-eiwit valt op grond van deze eigenschap onder de groep van de antibacteriële eiwitten (AMP’s). Mellitine is werkzamer tegen gram-positieve bacteriën dan tegen gram-negatieve bacteriën. De werking berust op het kapot maken van de membraan van de bacteriën en het vervolgens op gang komen van allerlei oxidatie-reacties, vergelijkbaar met de werking op rode bloedcellen.

Apamine

Apamine is, net zoals mellitine, een klein eiwit (18 aminozuren). Apamine heeft zeer sterke neurotoxische effecten. Het beïnvloedt de zenuwcellen, omdat het de zenuwen lamlegt, in het bijzonder door de stroom van kalium stil te leggen. De zenuwaansturing van spieren valt dan weg of wordt zeer zwak. In slangengif komen vergelijkbare typen eiwitten voor, met dezelfde werking.

Of apamine in de praktijk bij een paar bijensteken een gevaar oplevert is afhankelijk van de plaats waar de bijensteek zich heeft voorgedaan. Omdat apamine gemakkelijk vanuit het bloed in de hersenen kan komen, is de kans op bewusteloosheid aanwezig in het geval de bijensteken op het hoofd, het gezicht, de hals of de nek plaats hebben gevonden. Bij een reeks bijensteken op een andere plaats in het lichaam is de kans aanwezig dat de spieren (bijvoorbeeld de hartspier) niet meer worden aangestuurd, met een hartstilstand tot gevolg.

Voor de praktijk is het risico van apamine vanwege de effecten op het neurologisch systeem belangrijker dan het effect van mellitine.

Actieve eiwitten (enzymen) in bijengif

In bijengif komen nog meer eiwitten voor. Dat zijn bijvoorbeeld enzymen die hyaluronzuur afbreken, enzymen die eiwitten afbreken en enzymen die vet afbreken. Enzymen zijn uiterst actieve eiwitten, ze hoeven maar in zeer geringe hoeveelheden aanwezig te zijn om voor grote effecten te zorgen. Om deze reden kan één enkele bijensteek al voor een drama zorgen, in het bijzonder door de gevolg-effecten na de keten van reacties die op gang komt.

Dergelijke enzymen in bijengif zorgen samen voor grote schade aan het menselijk weefsel. Ze zijn verantwoordelijk voor de andere, soms hevige reacties die bij de plek van de bijensteek kunnen optreden, zoals zwelling, jeuk en rood worden. Elders in het lichaam heeft men daar niet meteen echt last van.

Hyaluronidase

Hyaluronzuur komt in bindweefsel/epitheelweefsel van de huid voor, alsook in zenuwweefsel. Het zorgt voor stevigheid. Hyaluronzuur is een bindend element tussen de eiwitten van de huid. Huid en kraakbeen (bindweefsel in gewrichten) bestaan namelijk voor een aanzienlijk deel uit eiwitten. Door afbraak van hyaluronzuur wordt de huid (of het kraakbeen) slap en zacht.

Het enzym hyaluronidase zorgt daardoor. Dit enzym zit altijd in bijengif, alsook in slangengif. Via het losser worden van het huidepitheel komen de huideiwitten als het ware vrij te liggen. De huid neemt dan opeens veel vocht op. Dit leidt dan tot zwellingen, oftewel tot structuurveranderingen van de aangetaste huideiwitten. In ongeschonden toestand zijn huid- en kraakbeeneiwitten rigide (vast, compact), bij beschadiging nemen ze vocht op.

Proteases (eiwitafbrekende enzymen, zitten ook in slangengif)

Na of tijdens de inwerking van hyaluronidase worden de huideiwitten gedeeltelijk afgebroken. Dat gebeurt door eiwitafbrekende enzymen (proteases). Proteases vormen 2 – 5% van het bijengif. Bij deze eiwitafbraak komen de bouwstenen (aminozuren) van de eiwitten vrij, waaronder het aminozuur histidine. De afbraakproducten komen in het bloed terecht en worden door het hele lichaam getransporteerd. Histidine wordt vervolgens op vele plekken in het lichaam omgezet in histamine.

De jeuk na een bijensteek in de rest van het lichaam is het gevolg van dit histamine. Deze jeuk begint na 1 – 2 uur over het gehele lichaam op te treden.

Fosfolipase

Het enzym fosfolipase maakt tot 10% uit van het gewicht van bijengif. Dit enzym zit altijd ook in slangengif. Het breekt vetten af, in het bijzonder de vetten in de celmembranen. Fosfolipase zorgt voor het aantasten van zenuwcellen, met spierverslapping als gevolg. De werking van fosfolipase is afhankelijk van de aanwezigheid van calcium. Dit calcium kan bijvoorbeeld afkomstig zijn uit de huid als dit calcium door inwerking van andere enzymen (hyaluronidase, proteases) vrijkomt.

Door de werking van het enzym fosfolipase komt arachidonzuur vrij, bijvoorbeeld uit de huid en uit spieren. Het arachidonzuur (zit onder andere ook in pinda’s en brandnetels) wordt vervolgens omgezet in hormoonachtige stoffen die leiden tot vaatverwijding en vervolgens tot daling van de bloeddruk.

Rol van mellitine

De rol van mellitine na een bijensteek is niet in alle opzichten duidelijk. Dat komt omdat de uiteindelijke effecten van bijensteken mede door andere in bijengif voorkomende stoffen bepaald worden. De reden dat mellitine als boosdoener in bijengif wordt aangeduid heeft te maken met het feit dat het altijd samen met andere eiwitten en enzymen (hyaluronidase, protease) voorkomt. De enzymen doen het voorwerk, waarna mellitine pas effect kan hebben. Zie de paragraaf over enzymen in bijengif.

De verschillende gerapporteerde effecten van mellitine zijn evenwel allemaal te herleiden tot het kapot maken van de celmembraan van lichaamscellen. Dit is het essentiële werkingsmechanisme van mellitine.

Vormen waarin mellitine voorkomt

Dat mellitine wat betreft gewichtsaandeel de belangrijkste stof in bijengif is wil niet zeggen dat dit eiwit ook voor de gevolgen het belangrijkste is. Er zitten namelijk diverse andere actieve stoffen in bijengif. De aan mellitine toegeschreven allergische reacties kunnen ook door een reeks andere stoffen veroorzaakt worden. Het is in deze moeilijk om oorzaak en gevolg van elkaar te onderscheiden. Bovendien is ‘aanwezigheid’ iets anders dan ‘activiteit’.

In verband daarmee is het belangrijk te weten dat mellitine in twee vormen voorkomt.

Mellitine komt in de bolvorm en in de gestrekte vorm voor. Het mellitine-eiwit is alleen in de gestrekte vorm actief. Dat is het geval bij lage zoutconcentraties of neutrale en zure pH. In bijengif heerst een zure pH, dus die omstandigheden zorgen ervoor dat het mellitine in bijengif in een actieve vorm aanwezig is.

Melletine is een beschermend eiwit

Mellitine is in de eerste plaats een beschermend eiwit. Omdat mellitine in verreweg de grootste hoeveelheid in bijengif aanwezig is – in de actieve vorm - schermt het de werking van de uiterst gevaarlijke en agressieve proteases en andere enzymen, die ook in bijengif zitten, af. Daardoor kunnen al deze enzymen de bij zelf niet aantasten en is het bijengif lang houdbaar.

Het afschermen gebeurt behalve door de vorm (gestrekt) door de overmaat ten opzichte van de andere eiwitten. Het mellitine-eiwit omgeeft op die manier de enzymen. Die kunnen dan hun werk niet doen. In een niet zuur (alkalisch) milieu gaat het over in de niet-actieve vorm. Bij het uitvoeren van de steek wordt het gif alkalisch gemaakt door de Dufour-klier. Het verliest dan haar beschermende functie tegen de huid-afbrekende enzymen. Deze enzymen, met name de eiwitafbrekers, worden dan actief, met alle gevolgen vandien, bijvoorbeeld aantasting van de huid.

De overgang naar de niet-actieve vorm kan ook plaatsvinden door de inwerking van de zogenaamde serine-proteases. Deze breken mellitine af, de beschermig gaat verloren. Dergelijke eiwit-afbrekers zijn altijd in het bloed aanwezig en zitten ook in het bijengif zelf.

Effecten van histamine

Effecten van histamine op andere plekken van het lichaam dan de plek van de bijensteek zijn het gevolg van een zelfversterkend effect nadat een geringe hoeveelheid histamine uit het bijengif in de huid terechtgekomen is. Zoals hierboven is uitgelegd komt histamine op diverse manieren vrij na beschadiging van het huidweefsel, in het bijzonder uit de mestcellen (deze bevatten veel histamine) en uit de witte bloedlichaampjes. De op deze manier vrijkomende hoeveelheden zijn aanzienlijk groter dan wat er in het bijengif zelf zit. Als er dan ook nog histamine gevormd wordt uit afbraakproducten van de huideiwitten, dan is te begrijpen dat er na een bijensteek overal in het lichaam irritatie-effecten door histamine optreden.

De histamines kunnen ingrijpen op de vaatspieren, de hartspier en het centraal zenuwsysteem. Of dit allemaal ook daadwerkelijk gebeurt hangt af van de totale samenstelling van het bijengif, met name van de proteases en van de conditie van degene die de bijensteken oploopt.

Medicatie

Bij het oplopen van een of meerdere bijensteken wordt aanbevolen om anti-histamine medicijnen in te nemen. Deze bezetten de plaatsen waar histamine haar effecten uitoefent en voorkomen dat histamine tot zeer ernstige effecten leidt. Dergelijke medicijen doen de hoeveelheid aanwezig histamine niet afnemen en evenmin remmen ze de aanmaak. Met andere woorden, ze voorkomen alleen de symptomen. In de praktijk blijkt dat meestal voldoende te zijn, het lichaam kan in de tussentijd de processen doen stoppen waarbij histamine vrijkomt, en zich herstellen.

Histamine wordt in het menselijk lichaam afgebroken in de slijmlaag van de darmen, en waarschijnlijk ook in de lever, de grote centrale chemische fabriek van het menselijk lichaam.

Of toediening van adrenaline (Epi-pen) nut heeft bij acute situaties is twijfelachtig, gelet op de feitelijke werking van de componenten van bijengif. Uit de niet-wetenschappelijke literatuur valt op te maken dat het innemen van 1 – 2 gram vitamine C de effecten van jeuk en irritatie doet verminderen. Dat is in ieder geval veel goedkoper dan het aanschaffen van een Epi-pen (ca. € 100).

Overgevoeligheid voor bijengif

Overgevoeligheid voor bijengif komt bij circa 1% van de mensen voor. Of dit in het bijzonder geldt voor personen, die in het algemeen ook voor andere bekende allergenen gevoelig zijn, heb ik niet onderzocht. Ik acht dat evenwel tamelijk waarschijnlijk, omdat het patroon van overgevoeligheidsreacties in grote lijn altijd hetzelfde is en na blootstelling aan bijengif dezelfde stoffen (histamine) vrijkomen. Bij overgevoeligheid gaat het meestal om bepaalde eiwitten en arachidonzuur. Wellicht speelt ook de conditie van de betreffende persoon een rol.

Immunisatie

Deze techniek, in wezen een speciale vorm van vaccinatie, wordt aanbevolen om de gevoeligheid van mensen voor bijengif te verminderen. Bij immunisatie wordt een groot aantal malen een zeer geringe hoeveelheid gezuiverd bijengif ingespoten. Op welk eiwit of welke eiwitten in bijengif de immunisatie zich richt heb ik niet kunnen achterhalen. Het is een vrij kostbare behandeling, en duurt lang (> 1 jaar), hetgeen erop wijst dat mogelijk de verkeerde stoffen ingespoten worden.

De meeste imkers zijn door hun jarenlange omgaan met bijen immuun voor bijengif. Gelet op de werking van bepaalde componenten in bijengif (met name de enzymen) denk ik dat ook imkers bij veel bijensteken ineens in gevaar kunnen komen.

Ontstaan van ziektes en chronische aandoeningen na bijensteken

Tijdens mijn onderzoek naar de preciese werkingen en uitwerkingen van bijengif ben ik weinig tot niets tegengekomen dat wijst op het ontstaan van ziektes en chronische aandoeningen als gevolg van bijensteken. Er zijn wel meldingen van het ontstaan van reumatoïde arthritis door bijengif. Dit type aandoeningen kent vele varianten, waarvan wel de medebepalende factoren bekend zijn, maar niet de exacte oorzaken. Het absolute bewijs voor het ontstaan van reumatische aandoeningen door bijengif is moeilijk te leveren, omdat bijensteken toch het meest worden opgelopen door personen, die ook aan andere mogelijke oorzaken blootgesteld worden zoals het bijen houden op zich, en het veelvuldig vertoeven in terreinen waar ook andere insecten en teken zijn.

De risico’s van bijengif liggen eerder in het ontstaan van wondinfecties, bijvoorbeeld door beschadiging van de huid. De kans op negatieve langetermijn effecten van bijengif lijkt dus gering in verhouding tot andere factoren, bijvoorbeeld het bijen houden op zich. De risico’s daarvan liggen op hetzelfde vlak als het houden van (landbouw)huisdieren.

Aanmaak van bijengif in bijen

Het aanmaken van bijengif gebeurt in de gifklier. In deze gifklier heerst een zuur milieu. Het geproduceerde gif (hoeveelheid = in de orde van 1 ml) wordt bewaard in een gifzak. De bij houdt hier een voorraad van aan. Bij jonge bijen begint de aanmaak van bijengif na 2 – 3 dagen. De hoeveelheid bijengif bereikt een maximum na 2 – 3 weken. Oudere bijen produceren minder. Koninginnen produceren ongeveer half zoveel bijengif als werkster-bijen. Darren produceren geen bijengif.

Verschillen tussen bijen

Het is zeer aannemelijk dat de aanmaak van het bijengif in zekere zin genetisch is vastgelegd, al was het alleen maar omdat alle honingbijen bijengif aanmaken. Er bestaan echter grote verschillen in de hoeveelheid geproduceerd bijengif. Zo produceren tropische bijen minder bijengif dan Europese bijen, omdat ze wat kleiner zijn. Tropische bijen compenseren dat door met veel meer bijen tegelijk aan te vallen. Over de verschillen in bijengifproductie tussen de diverse gangbare bijenrassen heb ik geen informatie verzameld.

Verschillen in samenstelling bijengif

Behalve dat het interessant en nuttig is om te weten welke stoffen zoal in bijengif voorkomen en voor de soms hevige reacties zorgen, is het minstens even interessant om te weten hoe de bijen deze stoffen aanmaken, wat de verschillen in samenstelling van bijengif zijn en waardoor deze verschillen ontstaan.

Uit de gegevens van diverse bronnen blijkt dat de samenstelling van bijengif zeker niet altijd hetzelfde is. Zo worden voor histamine percentages van 1 – 9 % gevonden, voor apamine 3 – 10% en wordt de aanwezigheid van de neuroactieve stof serotonine en van proteases vaak niet vermeld. Voor het gehalte aan mellitine wordt eveneens een grote range aangegeven.

Het is onduidelijk wat de oorzaak van deze verschillen is. Om hierover iets te zeggen kan bijvoorbeeld gekeken worden naar slangengifonderzoek. Daaruit blijkt dat de giftigheid van slangengif voor het overgrote deel te herleiden is tot de aanwezigheid van allerlei eiwitten, die als toxine of enzym werkzaam zijn. Verder produceren slangen die in een schrale omgeving leven, in het algemeen de sterkst werkende giffen. In één onderzoek bleek dat met een speciaal eiwitrijk dieet de aanmaak van de giftige stoffen kan worden voorkomen.

Voor de componenten serotonine en histidine zou de eiwitbron voor de bijen (stuifmeel, bacteriën in de darm van bijen) medebepalend kunnen zijn voor de gehaltes. Deze neuroactieve stoffen worden namelijk gemaakt uit aminozuren, de afbraakproducten/bouwstenen van eiwitten, of aminozuren die door de darmbacteriën worden gemaakt

Aanmaak van proteases in bijengif

Uit het gegeven dat bijengif, evenals slangengif, onder andere metalloproteases bevat en dit type proteases eigenlijk alleen door bacteriële ziekteverwekkers wordt aangemaakt, hanteer ik de veronderstelling dat bijengif door bacteriën in de gifklier wordt geproduceerd.

Invloed van bijengif op de bijen zelf

Of bijen hun kostbare voorraad bijengif ook nog voor zichzelf gebruiken is, voor zover ik heb kunnen nagaan, niet bekend. Uitzondering is de koningin, deze gebruikt het bijengif om andere koninginnen om het leven te brengen. Men zou eventueel het poetsgedrag (grooming) kunnen zien als een gevolg van het continu vrijkomen van een kleine hoeveelheid bijengif. Dit is ongetwijfeld wel ergens onderzocht, maar niet naar boven gekomen bij de gebruikte zoekroutines.

Apitherapie

Er is veel geschreven materiaal te vinden over de mogelijke werking van bijengif tegen tal van ziektes. Opvallend is dat voor de ziektes, waarvoor aan bijengif zo’n heilzame werking wordt toegeschreven, een volledige diagnose ontbreekt, bijvoorbeeld reuma en multiple sclerose. Oftewel, het zijn ziektes waarvan de oorzaak niet precies bekend is. Er wordt in die gevallen zeer vaak gesteld dat er iets mis is met het immuunsysteem. Nogal vaag dus. Het gaat dan om chronische ontstekingen in het bewegingsapparaat (gewrichten, spieren), en om diverse neurologische aandoeningen, waarvoor nog geen bevredigende medicatie bestaat.

Het is zeker denkbaar dat de heilzaamheid voor bepaalde componenten in bijengif geldt. Echter, omdat vaak niet duidelijk is aan welke component in bijengif een bepaald effect toegeschreven kan worden, en omdat de samenstelling van bijengif niet altijd hetzelfde is (zie hiervoor), is het moeilijk om een altijd en afdoende werkende samenstelling/formule te vinden.

Het toepassen van bijengif wordt nog verder gecompliceerd doordat het menselijk lichaam reageert, bijvoorbeeld door de geïnjecteerde stof(fen) onwerkzaam te maken, en door de invloeden van de diverse in bijengif eiwitafbrekende enzymen (deze maken de actieve stof direct onwerkzaam en hebben zonder meer averechtse effecten). Bij mellitine zijn de bijwerkingen op de rode bloedcellen het grootste probleem voor een verantwoorde toepassing. Bij dit alles geldt dat deze kwesties niet anders zijn dan bij andere vormen van medicijnontwikkeling.

De meeste perspectieven liggen in locale toediening, en dan met name voor uitwendig gebruik (huidzalven). De stand van zaken wordt in diverse overzichtsartikelen uit de doeken gedaan. Opmerkelijk genoeg wordt de aanwezigheid van proteases in bijengif in een zeer recent artikel niet vermeld. Voor het overige kan kennis over de diverse componenten als inspiratiebron dienen voor geneesmiddelen, net zoals dat voor vele andere producten uit de natuur geldt.

Betekenis van bijengif voor de imkerpraktijk

Dat bijengif beslist niet ongevaarlijk is, is algemeen bekend. Normaal gesproken beschermt de imker zichzelf goed tegen het oplopen van bijensteken. Hij of zij loopt dus als hobbyist of bij de beroepsuitoefening nauwelijks gevaar, ook al zal hij of zij af en toe een paar steken oplopen.

Heel anders ligt dat voor de omgeving, bijvoorbeeld voor omwonenden, mede-volkstuinders, medewerkers in de tuinbouw of voor wie dan ook die onverwacht met bijen te maken krijgt. In principe gelden dezelfde gevaren na een wespensteek. Omdat wespen niet in volken leven en, voor zover ik weet, na het steken soortgenoten niet activeren om ook aan te vallen is de kans op meerdere wespensteken in korte tijd gering. En daarmee zijn die gevaren gering.

Diverse componenten in bijengif komen meestal ook voor in slangengif (hyaluronidase, protease, apamine). De grootste gevaren van bijensteken en bijengif liggen m.i. in de samenstelling van het bijengif. Deze samenstelling variëert, en daardoor is de onvoorspelbaarheid over welke effecten gaan optreden inclusief de acute gevaren groot.

In het bijzonder acht ik het gehalte aan enzymen en de activiteit daarvan in het menselijk lichaam van belang, omdat door de inwerking hiervan een keten van zichzelf versterkende reacties op gang komt (met name het vrijkomen van histamine). Deze zijn beiden nogal onvoorspelbaar, waarmee in vele publicaties geen rekening wordt gehouden.

Het apamine-eiwit zie ik als een bijzonder risico, en wel omdat de gevolgen hiervan zich acuut kunnen voordoen. De risico’s van apamine zijn met name ook groot, omdat het gehalte daarvan in bijengif sterk kan verschillen, gelet op de in de literatuur vermelde gegevens (3 – 10%). Daarmee heeft apamine eveneens een zekere mate van onvoorspelbaarheid.

In de medisch-wetenschappelijke wereld gaat men er in het algemeen van uit dat de gevoeligheid van het individu bepalend is voor de uitwerking van bijengif op het lichaam.

Zelf ga ik er zoals gezegd van uit dat de samenstelling van het bijengif, de plek van de bijensteek en het aantal bijensteken bepalend zijn voor de effecten op degene die gestoken worden. Met een eenvoudige aanvullende checklist kan vastgesteld welk gevaar in welke omstandigheid bestaat.

Of uit de samenstelling van het bijengif ook iets gezegd kan worden over de bijen zelf, bijvoorbeeld over de agressiviteit of samenhang met bepaalde bijenrassen, heb ik niet onderzocht. Het type bijen (meer of minder agressief) speelt natuurlijk wel een rol bij de kans om een bijensteek op te lopen, evenals het tijdstip van de dag, de weersomstandigheden en het type voeding. In relatie tot behandeling van bijenvolken zijn er zeker kwesties die aandacht behoeven.

Referenties zijn op aanvraag verkrijgbaar.

© Science in Water B.V., 14 juni 2017. Alle rechten voorbehouden. Dit document is geregistreerd in een databank voor intellectueel eigendom.